II. De psychologie van de paniek.
De handeling van den mensch is bewust, onbewust of auto
matisch zij is het gevolg van een gedachte. Deze laatste kan men
onderverdeelen in drie groepen, t. w.
a. de ideedeze is een gedachte, welke zoowel practisch als
theoretisch juist is te achten
b. de illusie, vormende een gedachte van theoretische waarde,
welke echter hare practische bruikbaarheid nog moet aan-
toonen
c. de hallucinatie, welke een gedachte vormt, die zoowel practisch
als theoretisch waardeloos is en dus als abnormaal is te be
schouwen.
De mensch in de menigte echter wordt opgenomen in de col
lectiviteit van de massa, m a. w. de individueele eigenschappen
vervagen en worden verdrongen door de leidende gedachten van
de groep, waartoe hij behoort.
In de massa is steeds sprake van geestelijke infectie en suggestie.
Elke gevoelsuiting werkt aanstekelijk, waardoor de heterogeniteit
verdwijnt en een homogeen gevoel de groepsgeest in de plaats
treedt. Dit verschijnsel is te verklaren door het optreden van een
tijdelijke remming van het intellect de suggestibiliteit waarvoor
ieder mensch in zekere mate gevoelig is. Ten gevolge van deze
suggestibiliteit is de mensch vrijwel verstandelijk weerloosde
neiging ontstaat om onvoorwaardelijk als juist te erkennen, het
geen door anderen wordt beweerd het is een volwaardig groeps-
affect.
Het ligt nu in hoofdzaak aan de geaardheid en de psycholo
gische eigenschappen van den leider alsmede aan de kracht,
waarmede deze zijn suggesties op zijn groepsgenooten weet te
laten inwerken, in welke richting de groepsgevoelens zullen
worden geleid, hetgeen van bijzonder belang wordt bij plotseling
optredende gebeurtenissen of onder sterk deprimeerende omstan
digheden. Geraakt de groep in een sfeer van hooger willen, dan
spreekt men van een massa-illusiein het tegenovergestelde
geval is er sprake van massa-hallucinatie.
Het moge den aandachtigen lezer duidelijk zijn, dat de paniek
onder invloed van de laatstgenoemde geestesgesteldheid plaats
vindt.
Sociologisch gezien is de paniek te beschouwen als het uiteen
vallen van de groep, waartoe de individuen behooren, als gevolg
van den onstuimigen angst en de zucht tot zelfbehoud. De ont
binding van de groep als geestelijke eenheid is dus zuiver het
gevolg van het op een gegeven oogenblik overheerschen van de
individueele emotionaliteit, merkwaardigerwijze ten gevolge van
een groepsaffectde massa-hallucinatie. De groepsgeest is dan
niet meer in staat deze individueele gevoelens te remmen, een
603