Vrouwenorganisaties. Sedert den tijd van R. A. Kartini is het bestaan van de Inland- sche vrouw zeer gewijzigd. Het Inlandsche meisje van goeden huize werd vroeger reeds op jeugdigen leeftijd aan het oog der wereld onttrokken om daarna al dan niette trouwen een optreden in het openbaar zooals dit thans plaats heeft, was absoluut in strijd met de goede vormen. Gedeeltelijk door het voorbeeld der Westersche vrouw kwam hierin verandering; de voortschrijdende ontwikkeling als gevolg van de uitbreiding van het onderwijs deed de vrouw meer en meer streven naar gelijkstelling met den man van wien zij zich geestelijk noch physiek de mindere voelde. Al spoedig na het ontstaan van het vereenigingswezen in het mannelijk deel van de Inlandsche samenleving volgde de Inland sche vrouw dit voorbeeld; in 1912 werd de eerste Inlandsche vrouwenvereeniging opgericht. Uitte de vrouwenbeweging in het Westen zich in de richting van een streven naar vrouwenkiesrecht, voor de Inlandsche vrou wenbeweging had een dergelijk streven weinig zin in de meeste streken van Nederlandsch-lndië bezat de Inlandsche vrouw reeds die politieke rechten die zij zich wenschte. De voor haar meest belangrijke onderwerpen vormden de polygamie, de echtscheidings rechten van den man, de dwang- en kinderhuwelijken, enz., onder werpen dus liggende op sociaal gebied. De politiek bleef voor- loopig buiten beschouwing; er was nog zooveel te doen op ander gebied, dat men daar geen tijd voor over had. In den communistischen tijd werd getracht ook de vrouwen tot deze leer over te halenterecht begreep men dat de vrouw zeer veel invloed kon uitoefenen op de kinderen en op de mannen. Dat het den communisten gelukte ook vrouwen voor hunne denk beelden te winnen, werd hiervoor reeds besproken bij de behan deling van den S. A.de vrouwenafdeeling van deze vereeniging, Ina Toeni, verleende haar tusschenkomst voor het bewerken der Ambonneesche militairen. Tegenwoordig is het vooral de vrouwenvereeniging „Istri Sedar", die aan de politiek doet en als doelstelling een „onafhankelijk Indonesia" heeft aangenomen. Hoewel de politiek bij andere vrouwenorganisaties niet zoo zeer tot uiting komt (behalve enkele sporadische gevallen), zijn deze ook wel degelijk van een nationalistischen geest doortrokken. 4. Jeugdorganisaties. De jeugdorganisaties moet men zien als een soort opleidings school voor de practische politiek en dan bij de politieke of godsdienstige vereenigingen, die er jeugdorganisaties op na hou den, van zelf sprekend in de richting, waarin de moeder-vereeni- ging zich beweegt. Zij dienen om den band tusschen de jeugd 659

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 61