686 op, dat men het gevaar van hooge waarnemingspunten overschat. Torens, schoorsteenen, boomen e.d. zijn moeilijk te raken doelen, vooral, wanneer de voet ervan niet te zien is. Op dezen grond komt hij dan tot het aanprijzen van den waarnemingsladder. Het denkbeeld, dat een in voorste linie voor uitgeschoven waarnemingspost wat zal zien, wordt, een enkel geval uitgezon derd, „irrtümlich" geacht. De meeste vuren, waarbij het doel (i.e. artillerie) gezien wordt, zal men moeten waarnemen op het mondingsvuur, hetgeen weder medebrengt, dat ook in deze gevallen een groote ruimte onder vuur zal moeten worden ge nomen, tenzij een tweede waarnemingspost eveneens het doel zal kunnen zien. Schr. komt ten slotte tot een algemeenen artilleristischen waarnemingdiensf, waarbij niet gerekend mag worden op hulp van licht- en geluidmeetdienst, welke in de verkenning een meer dan afdoende taak vinden. Zeer goede resultaten gaf tot dusverre het vliegtuig ten aanzien van de artilleriebestrijding. In verband echter met de betere afweermiddelen raadt schr. aan, op de hulp van het vliegtuig voor de waarneming geen al te grooten wissel te trekken, te meer, waar, met vroeger vergeleken, de opstellingen van de batterijen over een zeer groote oppervlakte zullen worden uitgebreid. Wel daarentegen wordt veel verwacht van de lucht fotografie, waarbij licht- en geluidmeetdienst, benevens de waarneming van ballons uit en vanaf de aarde aanvullend werken. Voorts dient een ieder, ook de niet-artillerist, er in geoefend te worden, voortdurend waar te nemen en te melden wat hij ziet. Op deze wijze acht schr. voldoende mogelijkheid aanwezig de noodige gegevens te verkrijgen voor een stelselmatige bestrij ding van de vijandelijke artillerie. Alvorens deze bespreking te besluiten, willen wij er de aandacht op vestigen, dat de studie geheel gebaseerd is op Europeesche toestanden, waarmede men bij een eventueele bestudeering terdege rekening dient te houden. Men stelle zich eens een artilleriebestrijding voor in onze Indische terreinen in de vlakte, met zijn tallooze kampongmaskers, welke een uitzicht verder dan tot 1 a 2 K. M. dikwijls onmogelijk maken, terwijl bovendien de in Europa zoo talrijke uitzichtgevende punten geheel ontbreken. Tankbestrijding. Hetzelfde tijdschrift bevat een voortzetting van het artikel „Kampfwagen- Abwehr", waarvan de actieve afweer reeds eerder werd besproken. Thans wordt de passieve bestrijding op uitvoerige wijze in beschouwing genomen. De grondslag voor een juist gebruik van de actieve strijdmiddelen wordt gevormd door de passieve verdediging, welke een grondige terreinkennis ver- eischt en ten gevolge waarvan het mogelijk is de actieve middelen op de meest gevaarlijke punten in te zetten. Van de passieve afweermiddelen noemen wij de volgende. Steile randen. Deze vormen, indien zij steiler zijn dan 45°, en hooger dan 1.70 M. zeer ernstige hindernissen. Water, afhankelijk van den aard van de te verwachten vechtwagens, van een diepte van 0,70 tot 1,50 M. Ook de amphibie is aan bepaalde grenzen gebonden. De schroef moet den wagen de noodige vaart verschaffen, om den oever te kunnen bestijgen. Dit gaat het eenvoudigst bij vlakke oevers. Geringe hellingen vormen ook voor dit soort wagens reeds een aanmerkelijke hindernis. Bosschen en ook lichtere boombedekking leveren dikwijls een onoverkome lijke hindernis op. Hoewel het ram vermogen, naar gelang van het gewicht van de wagens, van dien aard is, dat boomen van 80—100 cM. diameter omvergereden kunnen worden, vormen begroeiingen, waarbij twee of meer boomen tegelijk dan wel vlak achter elkander moeten worden genomen, een niet te passeeren hindernis. Ten slotte bespreekt schr. nog talrijke bodemvormen, als gebergte, moeras, veen, enz., in verband met hunne waarde als passief verdedigingsmiddel. Dit komt ons onwaarschijnlijk hoog voor. H.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 90