Zoolang de maatschappij deze „intellectueele" Inlanders ab- sorbeeren kon, ging alles goed spoedig brak evenwel een tijd aan, dat de overproductie zich deed voelen. Niet allen konden na afloop hunner opleiding een met die opleiding in overeen stemming zijnde betrekking vindenterugkeeren naar hun oude milieu was hun onmogelijk, daaraan waren zij door de meerdere ontwikkeling en het opdoen van andere begrippen ontgroeid. Zoo ontstond een categorie ontevredenen, die het Gouvernement hun mislukking verweten en een dankbare prooi werden van revolution- naire ideeën. De intredende malaise deed het aantal vacatures voor intel- lectueelen nog meer afnemen. Een rapport van het Kantoor van Arbeid kon onlangs melden, dat 90 °/0 der door de cursussen 1930 en 1931 te Semarang, Djokja en Soerabaja afgeleverde scholieren geen werkkring konden vinden. Het was dan ook geenszins om bezuinigingsredenen alleen, dat de Regeering besloot tot contingenteering van het onderwijs. In een memorie van antwoord werd zij o.a. als volgt verdedigd „Juist het belang van een gezonde ontwikkeling van deze maat schappij eischt een beheerschte en rationeele onderwijsvoorziening", dat „contingenteering van het onderwijs niet alleen in de huidige moeilijke tijdsomstandigheden, maar ook in principe noodzakelijk is, teneinde evenwicht en evenredigheid te verkrijgen tusschen onderwijsvoorziening en het algemeen niveau der maatschappelijke ontwikkeling"voorts „Ook tegenover het nageslacht acht de Regeering contingenteering van het onderwijs verantwoord en zelfs geboden. Het kan niet in het belang van het nageslacht zijn, dat, nog wel in een tijd van ernstige economische vooruit zichten, kinderen een opleiding ontvangen die hun niet het uit zicht kan bieden op een betrekking welke met die opleiding in overeenstemming is". „Hoewel uiteraard de Regeering een toestand prefereert waarbij een natuurlijke contingenteering kan worden verkregen, doordien de ouders zelf inzien, welke opleiding hun kinderen de meeste toekomstmogelijkheden biedt, meent zij op grond van opgedane ervaring een dergelijke verwachting niet als uitgangspunt voor haar beleid te mogen nemen". Het opheffen van een aantal Gouvernementsscholen had ten gevolge het ontstaan van een groot aantal particuliere scholen. Meerdere „intellectueelen" zagen bij de groote vraag naar onder wijs, die er bestond, de kans schoon in het oprichten van een school een broodwinning te vinden. Waar nu meerdere dezer leerkrachten noch de gebouwen, waarin zij les gaven, voldeden aan redelijkerwijs te stellen eischen, meende de Regeering in het leven te moeten roepen de z. g. Wilde scholen-ordonnantie. 719 Onder „wilde scholen" te verstaan alle niet-gesubsidieerde particuliere scholen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 29