Daarmee is het anders gesteld dan bij officieren. De moeilijkheden, die zich hierbij kunnen voordoen, komen in onze order M. G. D. No. 5 B, niet uit. Heel erg is dat niet, omdat afkeuring van onderluitenants in de practijk toch bijna niet voor komt. Niettemin hebben wij dit nagegaan en we kwamen daarbij tot de conclusie, dat zich 3 gevallen kunnen voordoen, wanneer een onderluitenant radicaal moet worden afgekeurd. De al of niet geschiktheid voor de verdere waarneming van den militairen dienst beoordeelen we natuurlijk ook bij de on derluitenants weer aan de hand van het Indisch keuringsreglement. De overige uitspraken hangen af van het pensioenreglement waaronder de betrokken onderluitenants bij afkeuring vallen. Zij kunnen bij afkeuring n.l. in de le plaats vallen onder de be palingen van het rangspensioenreglement voor officieren, maar dan moeten ze 2 jaar werkelijken dienst in den rang van onderluite nant hebben, althans bij afkeuring wegens gebreken niet ontstaan in en door den dienst. Een onderluitenant, die onder dit rangspensioenreglement voor officieren valt zou n.o.m. gevoegelijk afgekeurd kunnen worden voor de waarneming van den werkelijken militairen dienst in Nederlandsch-Indië. Echter staat in de algemeene order 1921 No. 86 voorgeschreven, dat onderluitenants, wanneer ze radicaal afgekeurd worden, afgekeurd moeten worden voor den militairen dienst, zoowel in als buiten Europa. Verder moet worden overwogen le. of de afkeuring geschiedt wegens ziels-of lichaamsgebreken, die het gevolg zijn van verwonding, verminking of letsel in en door den dienst bekomen 2e. of de ziels- of lichaamsgebreken zonder meer ontstaan zijn in en door den dienst. 3e. of deze niet ontstaan zijn in en door den dienst. Ten slotte moet dan weer een aanteekening gesteld worden omtrent eigen moedwillige handelingen en ongeregeld gedrag en omtrent het al of niet verkeeren in een hulpbehoevenden lichaams- of geestestoestand. En daarmee is het certificaat klaar. We kunnen echter in de 2e plaats een onderluitenant voor de commissie krijgen, die zich niet onderworpen heeft aan het dienst- tijdpensioenreglement voor onderofficieren en bij de radicale afkeuring nog geen twee jaar werkelijken dienst in dien rang heeft. Zulk een onderluitenant kan niet onder het rangspensioenregle ment van officieren vallen, maar valt volgens de algemeene order 1930 No. 10 onder de bepalingen van het rangspensioen reglement voor militairen beneden den rang van onderluitenant, opgenomen in A. O. 1920 No. 48 A 111. 737

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 47