Intusschen kwam in O. Azië de republiek Mantsjoekwo, bestaande uit de provinciën Heilungkiang, Kirin en Liaoning, tot stand, waarvan in September 1932 de erkenning door Japan volgde. Kort hierop, begin October 1932, werd het rapport Lytton openbaar ge maakt en einde November aan de buitengewone Assemblée gezonden, nadat het te voren in den Raad aan de orde was gesteld. De Vergadering droeg daarna aan de Commissie van 19 op, bedoeld rap port, benevens de meeningen van de partijen in studie te nemen, ten einde zoodra mogelijk met voorstellen te komen ter oplossing of tot regeling van het geschil. Volledigheidshalve moge thans zeer in het kort de samenstelling van het rapport Lytton worden vermeld. Dit bestaat uit een negental hoofdstukken, waarvan de eerste 8 een nauwgezet en onpartijdig oordeel van de gebeurte nissen geven, voorzien van enkele gevolgtrekkingen omtrent de mate van verantwoordelijkheid der partijen. Na de inleidende hoofdstukken I en II, be vat hoofdstuk III een uiteenzetting van de Chineesch-Japansche vraagstukken betreffende Mantsjoerije, waarbij tevens tot uiting komt, dat beide partijen gewettigde grieven bezitten. De Hoofdstukken IV en V behandelen de ge beurtenissen in Mantsjoerije en te Shanghai, terwijl Hoofdstuk VI in beschou wingen treedt over den nieuwen Staat Mantsjoekwo. De conclusie ten aanzien van deze gebeurtenis is wel vermeldenswaard, waar het ontstaan van den nieuwen Staat niet wordt beschouwd als een spontane onafhankelijkheidsbe weging (van de 30 milj. bewoners zijn er 28 milj. Chineezen). Hoofdstuk VII werd gewijd aan de Japansche economische belangen, waar bij de boycot, welke werd gezien èn als een spontane volksbeweigng èn als een georganiseerde beweging, welke tot onwettige uitingen leidde, in beschou wing werd genomen. Het VlIIe Hoofdstuk behandelt de economische belangen in Mantsjoerije, waarbij de Commissie tot het besluit komt, dat het essentieele vraagstuk ge vormd wordt door de behoefte aan een bestuur, dat orde en rust schept en tevens door de bevolking aanvaard wordt, waarbij gestreefd moet worden naar bevrediging van de wederzijdsche verlangens onder erkenning van de „open deur" politiek. Het IXe en belangrijkste Hoofdstuk geeft de desiderata aan, welke de com missie stelt voor het scheppen van een voor alle belanghebbenden bevredi genden toestand. Een regeling wordt voorgesteld, welke o. a. rekening moet houden met de belangen van China, Japan en Rusland, de belangen van Japan in Mantsjoerije erkent en in overeenstemming moet zijn met het handvest van den Volkenbond, het Kellogpact en het Negenmogendhedenverdrag (Ver drag v. Washington). Voorts wenscht de Commissie van 19 aan Mantsjoerije een zekere mate van zelfbestuur toe te kennen, onder verzekering van de binnenlandsche orde door een soort gendarmerie, terwijl het, ten behoeve van den vrede in het Oosten, door een tijdelijke centrale internationale samenwerking den opbouw van China wenscht te bewerkstelligen. In de Assemblée van 6 t/m 9 Dec. 1932 hebben Japan en China hunne meeningen uiteengezet, waarbij Japan de voorstellen onaannemelijk verklaarde. Van de overige landen hielden de groote mogendheden zich gereserveerd en volgden niet het voorstel van Spanje en Tsjechoslovakije, om Japan als den eenigen schuldige aan te wijzen. Met deze beide staten spraken de overige leden van de „groep van acht" zich uit voor handhaving van het handvest. Ondanks alle verzoeningspogingen is Japan echter onwrikbaar blijven vast houden aan het standpunt, dat de nieuwe Staat Mantsjoekwo als zoodanig dient te blijven bestaan, waarbij de aanspraken op Jehol zelfs een nieuwe en werkelijk succesvolle verdere actie ontketenden. Hiertoe behooren o. a. de 3 Noorsche Staten en Nederland. 774

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 84