775 Einde Januari 1933 kwam de Commissie van 19 tot de overtuiging, dat een verzoening niet viel te bereiken, waarop zij haar rapport ingevolge art. 15(4) v/h handvest indiende. Alvorens van deze aangelegenheid, welke intusschen, wil men de dagbladen gelooven, geëindigd is met een volledig succes van Japan, dat over de sterk ste troepen, d. w.z. de beste wapenen beschikte, af te stappen, zij medegedeeld dat uit het feit, dat de C. v. 19 het ontwerp-rapport aannam, moge blijken, dat de groote mogendheden hare aanvankelijke afzijdige houding hebben op gegeven om mede te werken aan een besliste uitspraak. Bolivia-Paraguay. Dit conflict is voor N-Indië van weinig belang. Het gaat doorgaans om grensregelingskwesties in onbewoonde streken (Oran Chaco), waar over en weer kleine forten zijn gebouwd, waarop de wederzijdsche aanvallen zijn ge richt. Echter is de Volkenbond er niet in geslaagd, het conflict op te lossen. Engeland-Perzië. Tusschen deze twee staten ontstond een geschil tengevolge van de intrekking door de Perzische Regeering van de concessies der Anglo-Persian-Petroleum- maatschappij, waarin de Britsche Regeering de meeste aandeelen bezit. Op verzoek van Engeland werd het geschil bij den Volkenbond voorgebracht op grond van art. 15 van het handvest, waarvan toepassing kan worden inge roepen, indien gevaar van een breuk aanwezig kan worden geacht. Waar weigering, na een beroep door één der partijen op art. 15 niet mogelijk is, was Perzië gedwongen toe te stemmen in de daarop volgende procedure. De grieven van dit land richtten zich hoofdzakelijk tegen de te geringe in komsten, welke het uit de concessie trok. De voorteekenen wijzen op een vreedzame oplossing. Het vorenstaande resumeerende blijkt dat de Volkenbond, waar noch het Japansch-Chineesch geschil, nóch de kwestie tusschen Bolivia en Paraguay, zoomede die tusschen Peru en Columbia tot een vreedzame oplossing konden worden gebracht, over weinig gezag beschikt en practisch niet in staat is, althans tot dusverre, dit te doen gelden. Een groot deel van de Volkenbondswerkzaamheden was in 1932 gewijd aan de Beperking van de bewapening"waartoe op 2 Februari de Ontwapenings conferentiewerd geopend. Waar over deze aangelegenheid reeds zeer uit voerige verhandelingen in het I. M. T. werden geplaatst, zal hier met een zeer beknopt relaas worden volstaan. Slechts enkele punten, welke voor deze ge westen van belang kunnen worden geacht, zullen in beschouwing worden genomen. Van direct belang voor ons is dan de van Engelsche zijde komende sug gestie, om te geraken tot een algeheel verbod van onderzeebooten; als motief werd de bedreiging van de burgerbevolking aangevoerd. Hiertegen werd, o. a. van de zijde van de kleinere zeemogendheden, aangevoerd dat, indien door onderzeebooten dezelfde regels voor het vernietigen en opbrengen van handels- Art. 15 lid 1 luidt! Wanneer tusschen de leden van den Bond een geschil ontstaat, dat een breuk ten gevolge zoude kunnen hebben en dat niet onder worpen is aan de arbitrage of rechtspraak, voorzien bij art. 13, komen de leden van den Bond overeen, het bij den Raad aanhangig te maken. Te dien einde is het voldoende, dat een hunner van het geschil kennis geeft aan den Secr. Oeneraal, die alle maatregelen treft tot volledig onderzoek en overweging ervan. lid 4: Wanneer het geschil niet is kunnen worden beslecht, wordt door den Raad een rapport opgesteld en openbaar gemaakt, aangenomen hetzij met algemeene stemmen, hetzij met meerderheid van stemmen en inhoudende een uiteenzetting der feiten en de oplossingen, welke hij aanbeveelt als de billijk- ste en ter zake meest geschikte.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 85