776 schepen in acht worden genomen als door bovenwaterschepen, van een bij zondere bedreiging van de burgerbevolking geen sprake behoeft te zijn. Bo vendien kende men aan onderzeebooten, mits een bepaalde maximum tonnen inhoud niet overschrijdende, een defensief karakter toe. Een andere kwestie, welke ons niet onverschillig kan zijn, is de mogelijkheid van internationalisatie van de burgerluchtvaart, welke Frankrijk als eisch stelde voor de afschaffing van de militaire luchtvaart en voor het verbod van lucht bombardementen. Met name ten aanzien van de luchtverbinding tusschen moe derland en koloniën is deze aangelegenheid niet van belang ontbloot. Alle aandacht verdient voorts het plan-Hoover. Ter toelichting wordt opge merkt, dat men in de weermacht twee factoren aanwezig acht, een „defensie" en een „politioneele" factor. Vorengenoemd plan komtnu daarop neer, dat dit het gedeelte van de weermacht, geldende als „defensie-factor", met 1/3 wil verminderen. Als norm voor den politioneelen factor zou dan dienen te gelden een sterkte, welke evenredig is, in verband met de bevolking, aan hetgeen Duitschland bij het verdrag van Versailles was toegestaan, terwijl voor de legers van koloniale mogendheden deze verhouding eenigszins zou moeten worden gewijzigd. Naast dit voorstel tot vermindering van de legersterkte, bevat het plan ook suggesties t. a. v. materieel van de landmacht, vlootsterkte en lucht macht. Een en ander werd aanleiding tot het aannemen van een resolutie (23 Juli), waarin werd vastgelegd, dat de conferentie zich verder zou laten leiden door de richtlijnen van het plan-Hoover. In deze resolutie, welke tevens het eerste gedeelte vande conferentie besloot, werden tevens de noodige aanwijzigingen gegeven voor de voorbereiding van de verdere werkzaamheden, welke opgedragen werd aan een bureaugevormd door de 14 ondervoorzitters der conferentie (7 groote mogendheden en 7 andere), den ondervoorzitter van de Algemeene Commissie Politis, den algemeenen rapporteur Benesj en de voorzitters der groote commissies het geheel onder voorzitterschap van Henderson. De arbeid van genoemd Bureau zou in hoofdzaak bestaan in het redigeeren van teksten over die onderwerpen, waarvoor men reeds overeenstemming had verkregen, en in het onderzoeken van nog in studie zijnde punten. Tot de eerste groep behoort: Het verbod van luchtaanvallen tegenover de burgerbevolking, verbod van luchtbombardement onder voorwaarde van wederkeerigheid, beperking van het aantal zware kanonnen en van het kaliber, verbod van den chemischen en bacteriologischen oorlog en van het gebruik van brandstichtende strijd middelen, beperking van de grootte der tanks. Hierbij kan worden aangeteekend, dat, al was in beginsel het verbod van luchtbombardement aangenomen, in dit opzicht slechts een zeer geringe voort gang viel te constateeren. De moeilijke punten vormen hier de internationali satie van de civiele luchtvaart en de qualitatieve en quantitatieve beperking van de mil. luchtmachten. Hetzelfde geldt ten aanzien van de beperking van het aantal en het kaliber van de zware kanonnen en van de grootte der tanks. Wel zijn er voorstellen in de toekomst voor de mobiele art. het kaliber te beperken tot 4.5" en voor de kustartillerie tot 16" en het max. gewicht der tanks te stellen op 16 ton, doch overeenstemming werd geenszins verkregen. Een cijfer werd hierbij niet genoemd. Slechts Portugal noemde het getal van 1200 ton. Als algemeene norm werd door de kleinere zeemogendheden aangenomen, dat onderzeebooten, in bezit van een tonnage, welke niet grooter is, dan noodig om de veiligheid en bewoonbaarheid te verzekeren, bepaalde- delijk een defensief karakter hebben. NI. voor de Landmacht, de Zeemacht, de Luchtmacht en de uitgaven. Deze commissies tellen vertegenwoordigers van alle landen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 86