4. GENEESKUNDIGE COMMISSIES EN HOOFDCOMMISSIE,
door
W. VAN DER VEER,
Officier van Gezondheid 1ste klasse.
(Slot; zie I. M. T. 1933, No. 7).
De andere beslissingen der commissie n. 1.
al of niet ontstaan in en door den dienst,
al of niet het gevolg van eigen moedwillige handelingen of
ongeregeld gedrag,
al of niet hulpbehoevend, waarover hieronder meer,
dienen om te bepalen door welk pensioen dat ontslag zal worden
gevolgd.
Moeten we dus bij de eerste beslissing op de hoogte zijn van
het keuringsreglement, bij de volgende beslissingen vinden we in
het keuringsreglement geen aanwijzingen, maar moeten we te rade
gaan met de verschillende pensioenreglementen.
Deze pensioenreglementen betreffende officieren, vinden we èn
in de algemeene order 1920 No. 48, èn in de algemeene order
1927 No. 2.
De algemeene order 1920 No. 48 sub A II handelt over het
rangspensioen van officieren, terwijl de algemeene order 1927
No. 2 over het diensttijdpensioen handelt.
Aangezien het meerendeel der troepenofficieren zich onderwerpt
aan het diensttijdpensioen, omdat dit voor hen meestal voordeeliger
is, zullen we dus in de praktijk voornamelijk met het rangspen-
sioenreglement te maken hebben, wanneer voor de commissie
verschijnt een van de oudere officieren van gezondheid, een mili
tair apotheker of militair paardenarts, aangezien voor hen, omdat
ze minder dienstjaren in rekening kunnen brengen dan troepen
officieren, de bepalingen van het rangspensioenreglement financieel
voordeeliger zijn.
Doet zich nu het geval voor, dat er een officier voor de
commissie verschijnt, die onderworpen is aan het rangspensioen
reglement, dan wordt het de commissie nog weer een beetje
moeilijker gemaakt.
Want de commissie heeft dan niet te beslissen tusschen ontstaan
in en door den dienst en
niet ontstaan in en door den dienst
727