Aangeteekend wordt, dat op het voorbeeld van Iraq ook Syrië (Fransch
Mandaat) streeft naar opheffing van het mandaat.
Thans de onderscheiden geschillen de revue latende passeeren, moge m net
kort hieromtrent het volgende worden medegedeeld.
Behalve het Jap. Chin, geschil, dat in 1932 niet tot een oplossing kwam,
werden aanhangig gemaakt de tusschen Bolivia en Paraguay en tusschen
Engeland en Perzië gerezen geschillen. Het geschil Peru-Columbia blijft
buiten beschouwing, omdat dit eerst in 1933 werd voorgebracht.
China-Japan.
Ten einde den Volkenbond volledig in te lichten, werd in de maand December
1931 een studiecommissie benoemd, de bekende Commissie Lytton, samengesteld
uit Lord Lytton als voorzitter en 4 leden (een Amerikaan, een Duitscher, een
Franschman en een Italiaan). Deze commissie die Tokio, verschillende plaatsen
in China, benevens Mantsjoerije bezocht, diende in het najaar 1932 haar rap
port in.
Inmiddels nam op verzoek van China een buitengewone Assemblee, die in
Maart 1932 bijeenkwam, de behandeling op zich. Onderwijl zette Japan de
operatie voort, waarbij ook Shanghai in het conflict betrokken werd.
Het resultaat van genoemde vergadering was niet overweldigend. Bij het
uiteengaan op 1 Juli 1932 werd een resolutie aangenomen om den termijn
van 6 maanden, waarbinnen volgens art. 12 lid 2 van het handvest het
rapport van den Volkenbond moet zijn vastgesteld, te verlengen (Japan had
zich intusschen uit Shanghai teruggetrokken, hetgeen eemge opluchting bracht).
De Assemblée had inmiddels verschillende besluiten genomen, waarvan de
volgende vermelding verdienen:
le Het besluit van 11 Maart 1932, waarbij de reeds eerder afgelegde
verklaring van 12, niet bij het geschil betrokken leden in herinnering werd
gebracht, dat geen enkele inbreuk op de territoriale onschendbaarheid van een
Bondslid, gepleegd in strijd met art. 10 van het handvest, door de overige
leden zou kunnen worden erkend.
Terloops wordt hierbij opgemerkt, dat de Vereenigde Staten van N. Ame
rika reeds een overeenkomstige verklaring aflegden op grond van het verdrag
van Parijs (z. g. Kellogpact).
2e De instelling op denzelfden datum van de bekende Commissie van 19,
bestaande uit den voorzitter v/d Assemblée Hymans, de leden van den Raad,
uitgezonderd de betrokkenen, benevens 6 andere^ leden, welke commissie
o. a. tot opdracht kreeg het rapport van de Assemblee betreffende het geschil
voor te bereiden.
Art 12 luidt- Alle leden van den bond komen overeen, dat, wanneer
tusschen 'hen een geschil ontstaat, hetwelk tot een breuk zou kunnen leiden,
zij dat geschil hetzij aan arbitrage of aan een rechterlijke beslissing, he zij
aan het onderzoek van den Raad zullen onderwerpen. Zij komen ^tevens
overeen, in geen geval hun toevlucht tot oorlog te zullen nemen voor het
einde van een tijdperk van drie maanden na de scheidsrechterlijke of rechter-
lijke uitspraak of het rapport van den Raad.
In alle gevallen, voorzien in dit artikel, moet de beslissing gewezen worden
binnen een redelijken tijd, en het rapport van den Raad uitgebracht binnen
zes maanden, nadat het geschil daaraan is onderworpen.
Art. 10 luidt: De leden van den Bond verbinden zich, de territoriale
onschendbaarheid en de bestaande politieke onafhankelijkheid van alle leden
van den Bond te eerbiedigen en te handhaven tegen eiken buitenlandschen
aanval. In geval van aanval, van bedreiging met of gevaar voor aanval, zal
de Raad zich beraden omtrent de middelen, om de uitvoering van deze
verplichting te verzekeren.