van leven van de officieren van den generalen staf en van de
daarbij gedetacheerde officieren betreft.
Hij is belast met de regeling der troepen-verplaatsingen, het
verzamelen van alle statistieke gegevens, die uit een militair oog
punt belangrijk zijn, het opstellen van memoriën omtrent de ver
dediging der bezittingen, het in gereedheid brengen van ontwer
pen tot organisatie der strijdkrachten in tijden van oorlog, het
opmaken van memoriën bij noodzakelijke militaire expeditiën en
van voorstellen tot samenstelling van expeditionaire korpsen en
het opstellen van instructiën voor de bevelhebbers van militaire
expeditiën.
De officieren van den generalen staf zullen bij voorkeur worden
aangewezen tot bevelhebbers van expeditiën, tot chefs van staven
bij expeditiën of tot adjudanten van de bevelhebbers van expe
ditiën, tot detacheering naar Nederland en deelname aan Euro-
peesche en andere oorlogen. Ook kan nu en dan een der staf
officieren gedurende eenigen tijd worden werkzaam gesteld bij
de afdeeling statistiek ter algemeene secretarie of wel tijdelijk
met eenig commando worden belast over troepen, behoorende
tot een ander wapen dan waarvan die officier afkomstig is.
Voor zooveel daartoe de behoefte mocht blijken tot eene doel
treffende regeling van den dienst bij den generalen staf van het
leger in Nederlandsch-Indië kunnen twee kapiteins van den gene
ralen staf van het leger in Nederland voor den tijd van drie jaren
daarbij worden gedetacheerd."
Uiteraard diende met de oprichting van den Generalen Staf
een opleiding van officieren voor indeeling bij dien staf gepaard
te gaan.
Blijkens het voorgaande voorzag het Koninklijk Besluit daarin
mede door het oprichten van een stafschool, welke een onderdeel
van den generalen staf zou vormen.
Aan die inrichting zouden zoo mogelijk jaarlijks 5 eerste of
tweede luitenants van verschillende wapens worden toegelaten,
waartoe op een door den Gouverneur-Generaal te bepalen tijdstip
en naar de door dezen vast te stellen eischen een vergelijkend
toelatingsexamen zou worden gehouden.
Om aan dit examen te mogen deelnemen, moest de officier
minstens 3 jaren als zoodanig in Indië gediend hebben, een gron
dige theoretische kennis bezitten van het wapen, waartoe hij be
hoorde en voorts van een krachtig lichaamsgestel, goed gezichts
vermogen, goed militair voorkomen zijn, alsmede goed ruiter zijn
of aanleg hebben het te worden, en bovenal een eenstemmige
gunstige beoordeeling van de betrokken chefs hebben verworven.
De cursus aan de stafschool zou 4 jaren duren, terwijl de
wijze van onderwijs en, in het algemeen, de regeling van de op
leiding der bij de stafschool gedetacheerde luitenants door den
legercommandant zouden worden bepaald.
780