De bekende militaire schrijver Generaal Jomini beschouwde den generalen staf als de kweekschool voor den opperbevelhebber, ter verkrijging van de werktuigen, waarvan hij zich bedient; als een vereeniging van officieren die hem met hunne kennis moeten ter zijde staan. Jomini voegde daar aan toe „Un bon état-major a l'avantage d'etre plus durable que le génie d'un seul hommeil conserve les traditions, c'est la meilleure sauvegarde d'une armée. II est a 1 'armée, ce qu'un ministre habile est a l'état. II seconde le chef, lorsque celui-ci est en état de tout diriger par lui-même. II prévient les fautes et les empêche, quand le général est inhabile au commandement". Von Clausewitz schreef„De generale staf moet de denkbeel den van den opperbevelhebber uitwerken, niet slechts vormelijk, door die in de gedaante van orders aan de troepen te doen me- dedeelen, maar ook wezenlijk, door ze in begrijpelijke stelregels van oorlogvoering voor de verschillende onderbevelhebbers te vervormen en den opperbevelhebber zeiven deze voor hem onvruchtbare moeite besparen". Uit de vorenstaande beknopte weergave van taak en werkkring van den generalen staf moge de onmisbaarheid daarvan als lei dend orgaan in het leger voldoende gebleken zijn. Kon het Nederlandsch-Indische leger dan tot 1873 een gene ralen staf ontberen Neen lang voordien was dan ook de nood zakelijkheid van het oprichten van een generalen staf in Indië reeds van verschillende zijden betoogd. En terecht, want men had de behoefte daaraan aan den lijve ondervonden. In 1811 schijnt een korten tijd een generale staf te hebben bestaan. Behalve den staf van den Maarschalk (1 luitenant-kolonel en 3 kapiteins), bestond bij het hoofdkwartier de generale staf uit: 1 brigadier (chef), 2 luitenant-kolonels (adjoints) en 1 eerste luitenant (adjoint); en het commissariaat van oorlog uit: een chef (kolonel), 4 commissarissen van oorlog (luitenant-kolonels) en 5 adjoints. In de formatie van 1814 was naast een „Groote Staf" (van den Gouverneur-Generaal) opgenomen een staf van den Generaal Commandant der troepen en een Generale Staf bestaande uit 1 kolonel (chef), 1 majoor, 2 kapiteins en 1 luitenant. Deze generale staf vormde echter meer een soort Departement van Oorlog en verrichtte hoofdzakelijk het werk van de tegen woordige Ie Afdeeling. Bij de formaties van 1819, 1832 en 1840 werd deze toestand bestendigd, hoewel bij de beide laatste de naam generale staf 782

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 12