verdween. Dat men te dien tijde nog slechts een simplistische
opvatting huldigde betreffende den stafdienst kan blijken uit de
A. O. No. 2 van 1845, waar voorgeschreven werd, „dat bij het
doen van instructieve militaire wandelingen de afdeelings- of mi
litaire commandant een of twee officieren der infanterie moet
designeeren om den dienst van stafofficieren te verrichten, en
van hen, die zich daartoe bepaald eigenen, in de conduitelijst
melding te maken".
De formatie van 1854 bracht verandering. Naast het „Comman-
dement van het leger" (1 generaal of generaal-majoor en 1 kapi
tein) kwam een „Militair Departement" onder een kolonel of
luitenant-kolonel met den titel Chef van den generalen staf en
1 majoor met den titel sous-chef van den generalen staf, benevens
8 officieren adjudanten.
De „directies" (van de administratie, genie, artillerie en chi
rurgie) en de „hoofdbureaux" werden min of meer onder het
„militair departement" gesteld.
Weliswaar verrichtten de officieren van het militair departement
eenigen arbeid, welke tot den werkkring van den generalen staf
behoort, in wezen kan bij deze organisatie nog niet worden
gedacht aan een generalen staf.
Tusschen 1854 en 1858 stelde de toenmalige Legercommandant,
generaal de Stuers, herhaaldelijk de oprichting van een bureau
voor de statistiek voor. Doel was dit bureau te belasten met het
verzamelen van gegevens voor expeditiën tegen den I. V. Hierin
komt duidelijk de wil naar voren om te beschikken over een
orgaan, dat werkzaamheden zou verrichten, welke een onderdeel
van den stafdienst uitmaken. Deze voorstellen werden niet ver
wezenlijkt.
In 1868 werden het Commandement van het leger en de (pseudo-)
generale staf tot één geheel vereenigd onder den naam Departe
ment van Oorlog. De legercommandant werd nu belast met de
administratieve (financieele) verantwoordelijkheid voor het leger
en heette voortaan chef van het leger en Chef van het Departe
ment van Oorlog in Nederlandsch-lndië. De naam generale staf
verdween
In 1870 werd wederom een poging tot oprichting van een ge
neralen staf gedaan. De toenmalige legercommandant, luitenant-
generaal W. E. Kroesen, droeg n. 1. den generaal-majoor Whitton
op een nota over de oprichting van een generalen staf voor het
Nederlandsch-lndische leger samen te stellen. De opdracht hield
o. m. in, dat die staf in hoofdzaak op denzelfden voet als de
generale staf bij het leger in Nederland behoorde te worden ge
organiseerd.
De legercommandant diende nog in hetzelfde jaar bij den
Gouverneur-Generaal voorstellen tot oprichting van een generalen
staf in. Met gunstig advies zond de Gouverneur-Generaal de
783