c. de stafofficieren worden in Nederlandsch-Indië opgeleid bij
een aldaar op te richten stafschoolde instructeurs zijn officieren
van den generalen staf. (Zoolang de omstandigheden dit zullen
vorderen, aldus het K. B. zal bij de stafschool het onderwijs
in de indische talen, staatsinstellingen, statistiek, godsdienstige
wetten, volksinstellingen en gebruiken, enz., kunnen gegeven
worden door burgerleeraren.
Enkele bezwaren tegen den opzet springen dadelijk in het oog.
Het personeel, dat de Minister bestemde voor het hoofdbureau
was veel zwakker dan noodig geoordeeld werd voor het eerder
genoemde voorbereidend bureau. Daar het hoofdbureau tevens
belast werd met de behandeling van loopende departementszaken,
moest, bij zoo zwakke bezetting, de oorlogsvoorbereiding onver
mijdelijk ernstig geschaad worden. Dit is dan ook de reden
geweest, dat het hoofdbureau toen niet aan zijn bestemming kon
beantwoorden.
Den legercommandant tevens te belasten met de leiding van den
generalen staf was minder juist; men was zich daarvan, blijkens
de restrictie „voor zoover daarin niet anders mocht worden
voorzien", ook wel bewust. Deze oplossing zou dan ook van zeer
tijdelijken aard blijken te zijn.
Alvorens den groei van den generalen staf na te gaan, worden
hier de namen vermeld van de officieren, die het eerst na de
oprichting van den generalen staf daarbij werden geplaatst.
Op 15 Januari 1874: Luit.-kolonel der Genie K. L. Pfeiffer,
Luit.-kolonel der Infanterie W. J. Havenga.
Op 31 Januari 1874: Kapitein der Infanterie G. C. E. van Daalen,
Kapitein der Artillerie A. R. W. Gey van
Pittius,
Kapitein der Infanterie H. C. A. Reumpol,
Kapitein der Infanterie M. T. H. Perelaer,
Kapitein der Infanterie F. von Balluseck,
Ritmeester F. H. von Boddien.
Op 1 November 1874: Kapitein der Artillerie W. H. Staverman.
Deze uitblinkende officieren, die geen speciale opleiding hadden
genoten, werden bij den generalen staf geplaatst krachtens de
overgangsbepalingen voor de eerste samenstelling en de aanvulling
in de eerste jaren. Uit hun aantal blijkt, dat de 4 instructeurs
voor de stafschool niet werden benoemd; deze school is dan ook
nimmer opgericht.
II. Groei.
In de 60-jarige loopbaan van den generalen staf zijn verschil
lende belangrijke jaren aan te wijzen. De onvolkomenheden van
de oprichting deden spoedig haar invloed gelden en reeds op
3-jarigen leeftijd onderging de jonge generale staf een belang
rijke reorganisatie.
785