Deze reorganisatie, vastgesteld bij Koninklijk Besluit van 30 Maart 1876, No. 19, bracht de volgende verbeteringen a. de generale staf krijgt een afzonderlijken Chef van den Staf. b. de formatie van het hoofdbureau wordt uitgebreid, c. de opleiding der stafofficieren zal in Nederland geschieden, d. bij de gewestelijke staven worden stafofficieren ingedeeld als „Chef van den Staf". Het hoofdbureau werd uitgebreid tot 1 Kolonel, Chef van den Staf, 1 Luitenant-kolonel, toegevoegd aan den Chef, 1 Majoor en 3 Kapiteins, waarvan de majoor en een der kapiteins wel organiek tot het hoofdbureau behoorden, doch als regel met een bijzondere opdracht belast waren. Daar bovendien nog 1 kapitein afgestaan moest worden als adjudant van den legercommandant, bleven voor de werkzaamheden op het hoofdbureau slechts overde chef de luitenant-kolonel en 1 kapitein, een sterkte nauwelijks vol doende voor het afdoen van de loopende zaken. De verbetering was dus in werkelijkheid fictief. Bedenkt men, dat de Chef van den Staf in het bijzonder belast was met de behartiging der defensiebelangen van Java en de buitenbezittingen" de verzameling van alle geographische, statistische en land- en volkenkundige gegevens, welke van militair belang geacht werden en met de regeling van troependislocatiën, dan wekt het geen' verwondering dat de in 1878 aftredende eerste Chef van den Staf, de kolonel der genie K. L. PFEIFFER, moest verklaren dat het arbeidsveld van den generalen staf nog vrijwel onontgonnen lag. Doordat de opleiding der stafofficieren voortaan in Nederland zou geschieden, verviel in 1876 de nimmer opgerichte stafschool. De vraag of bij de gewestelijke staven stafofficieren moeten zijn ingedeeld, werd dus in 1876 bevestigend beantwoord en hierin is V' Yi' ,Java °P ^en huidigen dag geen verandering gekomen. Als bezwaren bleven nu nog bestaan a. de te beperkte formatie van het hoofdbureau, de indeeling van stafofficieren bij den topografischen dienst. Het eerste bezwaar was van zeer ernstigen aard, daar de Archi pel nog bij lange na niet gepacificeerd was en de beperkte be zetting van het hoofdbureau te weinig kon doen aan het voor bereiden van expedities. Bovendien ontbraken omtrent vrijwel alle gewesten bijgehouden monographieën of nota's. Eerst in 1879 werd begonnen met het verzamelen van gegevens uit oude archie ven, doch dit bleek een arbeid van vele jaren te zijn, waarvoor echter geen personeel beschikbaar was. gehe^ 'n ^£n ^6r ^aren wer<^ dit bezwaar gedeeltelijk op- 786

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 16