het algeheele aspect van 's Lands financiën eveneens zou ver anderen. Doch, hoe dit ook moge zijn, het schijnt praematuur te zijn, bij de voorliggende begrooting vooruit te loopen op die prijs stijging, terwijl in het algemeen het oog gericht is op verdere ongewenschte prijsdaling. Voorts heeft de heer Van Mook de aandacht gevestigd op de geweldige stijging van de militaire pensioenen en daarbij een vergelijking gegeven van de bedragen der rechtstreeks ten laste van de begrooting betaalde militaire pensioenen in de jaren 1919 en 1934. Maar, Mijnheer de Voorzitter, dit verschijnsel doet zich zooals ook het geachte lid, de heer Feuilletau de Bruyn, reeds vaststelde niet alleen bij het leger voor. Ook de rechtstreeksche pensioenen der burgerlijke ambtenaren vertoonen een sterk stijgende lijn, die slechts gedeeltelijk verklaard kan worden uit de uitbreiding der formatie. Naar de meening van den heer Van Mook zou men in verband met de salarisverhoogingen van 1920 en volgende jaren met het voor 1934 geraamde bedrag nog niet op het maximum kunnen zijn. Mijnheer de Voorzitter, hiertegenover moge worden gesteld, dat op goede gronden kan worden aangenomen, dat het bedrag der militaire pensioenen praktisch zijn maximum heeft bereikt. Ook wanneer de pensioensregelingen geen wijziging zouden ondergaan zal het bedrag der militaire pensioenen geen noemenswaardige stijging meer te zien geven. Weliswaar zouden de bijdragen aan de eigen pensioenfondsen indien de uitkeering daarvan niet was opgeschort nog gedurende enkele jaren een betrekkelijk geringe stijging ondergaan, doch daar staat tegenover, dat de rechtstreeks ten laste van de begrooting betaalde pensioenen na 1935 een voortdurende en aanzienlijke daling zullen vertoonen, waardoor verwacht mag worden, dat op den duur de totale militaire pensioenslast zal dalen tot minder dan f 12 millioen, dus beneden het peil van 1919. Deze verwachtingen zijn o. m. gegrond op de in 1932 geldende formatie en de huidige pensioenregelingen. Uiteraard zullen de sindsdien plaats gehad hebbende inkrimping van die formatie en de voorgenomen wijzigingen in de pensioenregelingen op den duur nog een gunstigen invloed uitoefenen op den militairen pensioenlast." 807

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 37