en trachten door het schieten uit vensters en van daken, de troepen zoo groot mogelijke verliezen toe te brengen. Alles is bij hen geoorloofd, hetgeen o.a. blijkt uit het feit, dat de spartacisten tijdens het oproer in Miinchen meestal een roode, een witte en een roode-kruisarmband in hun bezit hadden, welke naar omstandigheden werden gebruikt. Zoo werden eveneens in den kelder van een bestormd huis een aantal oproerlingen met roode-kruisarmbanden aangetroffen. Zoo werd op een der gevangen genomen spartacisten een ge vechtsvoorschrift gevonden, waaruit moge blijken, dat met de ver zetspartij wel degelijk rekening moet worden gehouden. De volgende zinsneden getuigen daarvan Het opschrift luidt: Aanval is de beste verdediging. Verder vermeldt het o.a.: „Wanneer de spits op tegenstand stoot, moet er steeds aan gedacht worden, dat een vrij schootsveld behouden blijft". „De krachten moeten in gesloten verbanden in onderling ver bonden machtcentra bijeengehouden worden". „Bij den aanval op een gebouw moet de verdediger ervan door scherpschutters en mitrailleurs neergehouden worden, terwijl de stormafdeelingen niet de door vuur bestreken ruimten moeten be nutten, maar langs de huizen het te bestormen gebouw zullen naderen". Het hoofdbeginsel is: „Rücksichtslosester Waffengebrauch". Geen gevangenen maken, maar vooral ieder „intellectueller Bürger" neervellen. Voorts„De verdediging van een gebouw niet in het gebouw zelf kiezen, maar de omliggende straten door barricaden afsluiten en de hoekhuizen een sterke bezetting met mitrailleurs geven". Deze aanwijzingen eindigen met een „Lieber das eigene Messer im fremdem Blut, als das fremde Messer im eigenen Blut". Rebellen moeten zich steeds op genade of ongenade overgeven. Het vragen om onderhandelingen door de opstandelingen heeft slechts ten doel, hun toestand door tijdwinst te verbeteren, alsmede door propaganda de regeeringstroepen te beïnvloeden. Het heeft bovendien geen zin met woordvoerders van oproer lingen te onderhandelen, daar deze, als gevolg van het niet in de hand hebben van de massa, hunne beloften toch niet gestand kunnen doen, terwijl voorwaarden als „vrije aftocht" of „straffe loosheid" ten eenen male niet voor inwilliging vatbaar zijn. De geschiedenis is er om te bewijzen, dat, waar troepen zich met onderhandelingen inlieten, zij die goedhartigheid met ontwa pening en bloedige verliezen moesten bekoopen. Zoo liet de commandant van de troepen van het Rijksweer- Jager Bataljon Hamburg, die het stadhuis tijdens den opstand in 1919 bezet hadden, zich op 25 Juni tot onderhandelingen verleiden. 810

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 40