vrucht kan worden opgetreden, aangezien verzetslieden in den
regel en zeer zeker aanvankelijk, niet over hulpwapens zullen
beschikken.
De bij straatgevechten uit te voeren opdrachten zullen dikwijls
zeer uiteenloopend zijn. Het aantal variaties op de uitvoering
daarvan is legio in verband met steeds andere omstandigheden.
Duidelijk is dus, dat de troep een zekere vaardigheid moet
verkregen hebben in de meest voorkomende verrichtingen, welke
zich bij straatgevechten kunnen voordoen. Een en ander wordt
later uitvoeriger uiteengezet.
Bovendien is een goede discipline een allereerste vereischte.
En op ons officieren rust de taak en de plicht een goed gedisci-
plineerden troep in den strijd te brengen.
De burgeroorlog, hoewel op dezelfde algemeene beginselen
berustende als de gewone oorlog, heeft zijn bijzondere eigen
aardigheden. De officieren moeten hem dus bestudeerd hebben
en er de regels van kennen om in staat te zijn hem te leiden
in plaats van hem te ondergaan.
Behalve de noodige kennis, zullen zij evenzeer moeten bezitten
den burgerlijken moed, die voor een leider in moeilijke omstan
digheden noodzakelijk is.
„Het moeilijke bij burgerlijke troebelen is niet zijn plicht te
doen", zei een generaal, die de politieke stuiptrekkingen van het
eerste Keizerrijk had medegemaakt, „het moeilijke is om te weten,
wat plicht is".
In hoeverre een doortastend en zelfbewust optreden een op
roerige bende kan demoraliseeren, leert ons het optreden van
den Regent van Tjiamis tijdens de onlusten in November 1926.
Een bende van 150 man, onder aanvoering van eenige lei
ders, was tot wanordelijkheden overgegaan, had, in de vereischte
oproerstemming gekomen, den Chineeschen wijkmeester vermoord
en toog daarna in de richting van de regentswoning, klaarblijke
lijk met de bedoeling, dezen vertegenwoordiger van het gezag
hetzelfde lot te doen ondergaan.
Door zeer toevallige en voor den Regent zeer gelukkige om
standigheden, verbleef deze op dat oogenblik niet in zijn woning.
Eenige oppassers in de voorgalerij werden onder handen genomen
en na het bewerken van deuren en luiken verkreeg men de
overtuiging, dat de Regent niet thuis was.
Daarna begaf men zich naar de woning van den A. R. aan de
tegenoverliggende zijde van de aloon-aloon. Ook daar had men
weinig succes, waarna de schreden wederom gericht werden
naar de Regentswoning.
Midden op de aloon-aloon gekomen stond men echter plotse
ling tegenover den Regent, met als hulptroepeneen
djoeroetoelis, bewapend met een petroleumlamp.
814