5. HET AANVANGSPUNT VAN DEN AAN- EN AFVOERDIENST door A. VOIGT, Kapitein der Intendance. In No. 10 van den jaargang 1931 van dit tijdschrift zet de kapitein der intendance G. I. van Leeuwen zijne denkbeelden uiteen over den aan- en afvoer bij het N. I. Leger. Schrijver gaat daarbij van het beginsel uit, üat de werkingssfeer van den aan- en afvoerdienst (A. A. D.) zich niet verder moet uitstrekken dan over een onmiddellijk achter het operatiegebied aansluitende strook van hoogstens 200 km diepte en begrensd is door een aanvangspunt en eindpunt. Betreffende het aanvangspunt (A. P.) merkt schrijver o.m. op „Het aanvangspunt van den A. A. D. bij voorkeur een groot spoorwegstation wordt aangewezen door den C. VI. (O. L. Z.) en moet voldoen aan de volgende eischen a. Het moet zoover achter het operatiegebied zijn gelegen, dat een verplaatsing-noodzakelijk tengevolge van de operatiën tot de groote uitzonderingen zal behooren, terwijl in het van den vijand afgekeerde gedeelte (achterland) normale ver- keerstoestanden moeten heerschen. b. Het moet echter bij voorkeur niet zoover van het operatie gebied verwijderd zijn, dat in verband met de gebruikte vervoermiddelen het vervoer tot aan de korpsen meer dan een etmaal zou vergen. c. Het moet voldoende accomodates bezitten en ook in andere opzichten geschikt zijn voor het verrichten van werkzaam heden, verbonden aan de uitvoering van de taak van den A. A. D." en voorts „Op het aanvangspunt worden voorraden opgelegd voor de behoefte van 14 dagen" (met een minimum-voorraad van 7 dagen). Met deze beginselen als grondslag heb ik getracht mij een beeld te vormen van een dergelijk „aanvangspunt". Uit een zuiver intendance-oogpunt bekeken is het A. P. tevens te beschouwen als een soort verplegingsbasis. Weliswaar wordt 839

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 69