sub a aangenomen, dat in het achterland normale verkeerstoe-
standen heerschen, doch de op het A. P. noodig geachte voor
raad van 14 dagen wijst er op, dat een ernstige stagnatie in
dien verkeerstoestand geenszins uitgesloten wordt geacht. En m. i.
terecht, want de dikwijls zeer lange aanvoerlijnen in het z. g.
achterland kunnen in oorlogstijd nu eenmaal niet volkomen be
trouwbaar worden geacht.
Het A. P. wordt in dezen gedachtengang een zeer belangrijk
orgaan, want in bepaalde omstandigheden (b. v. bij een actie in
Oost-Java) zal men zich wel niet alleen kunnen beperken tot het
op peil houden van den voorraad, maar zullen ook ter voorko-
■ming van vervoer over langen afstand en kans op stagnatie ver
schillende werkzaanheden op dit punt moeten worden verricht. Zoo
zal zich vermoedelijk al spoedig de behoefte doen gevoelen aan
reparatie-inrichtingen, een wasscherij e. d.
Bij het kiezen van de plaats van het A. P. zal men dus goed
doen rekening te houden met de maximum-eischen, welke men
aan dit punt zal moeten stellen, ook al zal men in het begin
der operatiën een grooteren wissel op het achterland kunnen
trekken.
Overgaande tot een stelselmatige beschouwing van hetgeen men
alzoo op een A. P. zal moeten aantreffen, begin ik met een der
belangrijkste organen, nl.
HET STATION.
Door den sub a vermelden eisch „bij voorkeur een groot spoor
wegstation" zal de keus voor ons al zeer beperkt zijn.
Toch is deze eisch geenszins overdreven. Het emplacement zal
voldoende ruimte moeten bieden voor het ontvangen, opstellen,
vormen en laten passeeren van alle treinen, die voor den aan- en
afvoer noodig zijn.
De verplegingssterkte van ons veldleger stellende op 25000 man,
1200 Australische, 500 Inheemsche troepen- en 2200 Inheemsche
treinpaarden zijn alleen reeds voor den dagelijkschen opvoer van
de verplegingsartikelen (zonder vleesch, brandhout en hooi) 7 a 8
wagons van 12 ton noodig. De aanvoer van hooi eischt 8, die
van brandhout 12 en van versch vleesch (hetgeen echter uit
zondering zal zijn) 8 wagons.
De dagelijksche voorziening van het veldleger kan dus v. w. b.
de verplegingsbehoeften 36 wagons eischen, voor het opstellen
enz. waarvan het emplacement ruimte moet bieden. De naar voren
afgevoerde verplegingsbehoeften moeten echter regelmatig uit het
achterland worden aangevuld. Het is niet noodzakelijk, dat dit
dagelijks geschiedt, doch naarmate men de perioden grooter
neemt, zullen ook de treinen met de aanvulling omvangrijker
worden. Aanvoer van versch vleesch uit het achterland zal slechts
in den vorm van levend vee plaats hebben. Al deze factoren in
840