862 Voorts krijgt de infanteriecommandant in dat geval menschen die hij in het geheel niet kent en die niet op de hoogte zijn van de belangen en wenschen van de infanterie. Dat de commandant van de Aufkl. Abteilung niet zijn beste menschen en paarden zal afstaan is begrijpelijk. Schr. zegt dan ook: „Hat der Inf. Rgts. Kdr. aber einen organisatorisch zu seinem Rgt. gehörigen Reiterzug zur Verfügung, der zusammen mit der Inf. ausgebildet ist, der das Inf. Gefecht und seine Notwendigkeiten aus eigener Erfahrung kennt, dessen Leute und Pferde dem Rgts. Kdr. und wo möglich den Batls. Kdrn. nach ihrem Können und ihrer Leistungsfahigkeit bekannt sind, so wird er damit naturgemasz besser fahren als mit vorübergehend zugeteilten Kavalleristen''. Een sterkte van 35 ruiters acht Schr. noodzakelijk en wel 1 onderofficier en 10 minderen bij het met den regimentsstaf vereenigde bataljon en bij elk van de overige bataljons 1 onderofficier en 6 minderen. De ruiters zouden voor verpleging, enz. ondergebracht moeten worden bij de mitrailleur-compagnie. Bij alle bataljonsoefeningen zouden zij bij den bataljonsstaf, bij grootere oefeningen, manoeuvres, enz. bij het regiment samengevoegd moeten worden. Dat de invoering van ruiterpatrouilles bij het infanterieregiment zeer gewenscht is, zal zoowel de cavalerist als de infanterist onderschrijven maar, zegt Schr. „zwischen Wunsch und Ausführung steht, wie bei so vielen organisato- rischen Wünschen, die leidige Geldfrage". Bulletin Beige des Sciences Militaires, Juni 1933. Etude de la Rupture du Contact par un Regiment d' Infanterie. Lt. Kol. B. E. M. Bouha behandelt in een tactische oefening het afbreken van het gevecht bij daglicht door een regiment infanterie. Uit de zeer leerzame beschouwingen, welke Schr. in verband met de door hem ontworpen oefening houdt, moge het volgende worden aangehaald. Er bestaat een zeer markant onderscheid tusschen de maatregelen, welke 's nachts en die welke bij daglicht voor het terugtrekken moeten worden ge nomen. De voorkeur moet gegeven worden aan die bij nacht, vandaar dat in artikel 162 van het Reglement de 1'Infanterie au Combat uitdrukkelijk staat aangegeven: „Plus la situation est tendue, plus il importe de soutenir la résis- tance jusqu'a la nuit". immers gedurende den nacht is het mogelijk om door het achterlaten van een zwak scherm van troepen, bij den vijand den indruk te wekken dat de bezetting geen wijziging heeft ondergaan. Zelfs indien de vijand verdachte bewegingen waarneemt, zal hij wel is waar trachten het contact met den tegen stander te onderhouden, van een krachtig doorgevoerde vervolging zal echter geen sprake kunnen zijn, aangezien in de eerste plaats het alarmeeren van de troepen en het aantrekken van reserves tijd vordert en in de tweede plaats het terreinwinnen behoedzaam zal moeten geschieden, daar men verrassingen kan verwachten en de troepen het terrein niet zullen kennen. Elke vuurover- val zal den achtervolger een groot tijdverlies geven. Hieruit trekt Schr. dan ook de volgende conclusie „La nuit, Ie répli se fera en commengant par l' intérieur de la position a évacuer. On laissera une fagade trompeuse, une croüte, un masque, pour abu ser l'ennemi. Ce masque se retirera avant l'aube. Bref, Ia nuit, onpeutespé- rer réaliser Ia surprise". Bij daglicht is het geheel anders. De vijand heeft steeds contact met de troepen van zijn tegenstander, ziet hen, neemt elke beweging van hen waar (luchtverkenning) en is gereed om een terugtrekkenden tegenstander onmiddellijk te vervolgen. Wil men dan ook bij daglicht het gevecht afbreken hetgeen alleen mo gelijk is indien het terrein zich ertoe leent dan zullen uitgebreide, zeer goed voorbereide maatregelen moeten worden genomena danger plus grand, prime d'assurance plus fort. In de practijk zal dikwijls blijken dat de vijand eveneens in meer of mindere mate geschokt is, en niet tot een onmiddellijke vervolging kan overgaan, hierop mag echter niet gerekend worden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 92