de lengte tot de trefplaats Lt en de vluchttijd T, waarin lijnen van gelijke doelhoogte zijn getrokken. De grafiek wordt verschoven in de richting van de ordinaat volgens treflengte, een wijzer wordt in de richting van de abscis verplaatst tot deze staat op de hoog telijn, waarvan de bijgeschreven hoogte overeenkomt met de gemeten hoogte. De verplaatsing van den wijzer vormt daardoor een maatstaf voor den vluchttijd. De, in fig. Ill (2) gebruikte, treflengte Lt wordt gevonden in fig. Ill (3), en wel door mechanische constructie van den driehoek commandopost (batterij) B, horizontale projectie meetplaats M en idem trefplaats T. In den driehoek B M T wordt de lijn B M op bepaalde schaal gelijk gemaakt aan de meetlengte Lm, welke gevonden was in fig. I (2), de lijn M T op dezelfde schaal aan den weg V T, gevonden in fig. Ill (1), terwijl de hoek B M T gelijk wordt gemaakt aan den koershoek Kh, gevonden in fig. II (2). fig. III. Lm m VT LT VLh B De lengte B T wordt dus een maatstaf voor de treflenge Lt. (Behalve de treflengte wordt in dezelfde figuur bovendien de zijdelingsche voorloophoek VLh naar de trefplaats gemeten.) Op bovengeschetste wijze is de zgn. kringloopmeting weglengte bepaling uit (snelheid en) vluchttijd; vluchttijdbepaling uit (hoogte en) treflengte; en treflengtebepaling uit (meetlengte, koershoek en) weglengte gesloten. d. De schootsrichting S wordt, zooals in fig. IV (1) is voor gesteld, gevonden door mechanische optelling, d.m.v. een differen tieel, van de zijdelingsche richting naar de meetplaats Zm en den zijdelingschen voorloophoek VLh. 896

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 22