3. DE BROODVOORZIENING VAN HET LEGER
IN TIJD VAN OORLOG
door
A. VOIGT,
Kapt. der Intendance.
Inleiding.
In mijn artikel over het aanvangspunt van den A.A.D. wees
ik in het kort op de wenschelijkheid van de opname van brood
in de rantsoenen te velde van alle landaarden.
Overtuigd zijnde van het groote belang van de broodverstrek
king voor de verpleging te velde, leek mij dit onderwerp een
nadere beschouwing overwaard.
Als men bedenkt, dat brood slechts voor een klein percentage
der bevolking (bij de laatste volkstelling op 7 October 1930 telde
Java 193.618 Europeanen tegen 40.890.244 Inlanders, 583.360 Chi-
neezen en 52.302 Vreemde Oosterlingen) een integreerend deel
van het menu uitmaakt, zal het geen verwondering wekken, dat
men hier te lande aan dit voedingsmiddel tot dusver weinig
aandacht heeft geschonken. Voor de voedselvoorziening als zoo
danig is het dan ook van zeer ondergeschikt belang. Zoolang Java
over voldoende andere voedingsmiddelen beschikt, kan gebrek aan
brood, hoe onaangenaam dit voor vele Europeanen ook zou zijn,
nooit tot een ramp leiden. Voor de burgerbevolking op Java
behoeven wij ons dus over dit vraagstuk het hoofd niet te breken.
T.a.v. het leger is het hiermede geheel anders gesteld. De
Europeesche fuselier zal het brood slechts noode uit zijn menu
zien verdwijnen en de vervanging van dit voedingsmiddel door
hier te lande verkrijgbare surrogaten zal niet bepaald de stem
ming onder de Europeesche militairen verbeteren. Afgescheiden
daarvan is brood feitelijk het eenige voedingsmiddel, waarop de
troep onder moeilijke omstandigheden eenigszins kan rekenen.
(Het N.R. is uiteraard, zooals de naam aangeeft slechts bestemd
voor gevallen van nood en bovendien in kouden toestand, hoewel
genietbaar, toch minder smakelijk. Bij veelvuldig gebruik in
kouden toestand zou deze spijs dan ook spoedig tegenstaan.)
De moeilijkheden, verbonden aan de verstrekking van warme
(w.o. dan te verstaan in den keukenwagen bereide) maaltijden
I. M. T. 1933, No. 9.
910