veldleger nog gedurende 200 dagen een rantsoen brood verstrek
ken, d.i. dus een tijdvak waarmede de houdbaarheid reeds over
schreden zou worden.
Ik ontveins mij geenszins de moeilijkheden, waarmede het op
sporen enz. van dergelijke voorraden gepaard zal gaan. Neemt
men echter in aanmerking, dat op alle andere in bovenstaanden
staat vermelde tijdstippen de totale voorraad aanmerkelijk grooter
moet zijn geweest dan 1500 ton, dan geloof ik niet, dat men mij
van optimisme zal kunnen beschuldigen, als ik de overtuiging
uitspreek, dat bij eenige voorbereiding het zeer wel mogelijk zal
zijn op een dusdanigen voorraad tarwemeel de hand te leggen,
dat althans het veldleger daarvan maandenlang van brood zal
kunnen worden voorzien.
Bovendien kan men zich, zooals hieronder zal blijken nog op
andere manieren veilig stellen.
Maatregelen voor de meel voorziening in tijd van oorlog.
Gedurende den wereldoorlog leverde de voedselvoorziening van
Java reeds eenige moeilijkheden op. Het ligt voor de hand, dat
dit in nog hooger mate het geval zal zijn, als wij zelf in een oorlog
zijn betrokken. Zonder deze moeilijkheden te onderschatten, lijkt
het mij toch in de meeste gevallen niet geheel uitgesloten, dat de
hand zal kunnen worden gelegd op betrekkelijk kleine hoeveel
heden tarwemeel, als voor het leger benoodigd.
Reeds bij dreigend oorlogsgevaar kan worden getracht een
hoeveelheid tarwemeel in het buitenland aan te koopen. Daartoe
kan b.v. de bemiddeling worden ingeroepen van de in uitvoer-
landen gevestigde consulaire ambtenaren. Wel is het te vreezen,
dat het effect van een dergelijk streven niet heel groot zal zijn.
In 1914 trachtte men in Nederland deze gedragslijn te volgen,
maar zonder succes, daar de oorlogvoerenden onmiddellijk den
uitvoer der meest noodzakelijke levensmiddelen beletten. Echter
gaat hier een vergelijking met den toestand in 1914 uiteraard
eenigszins mank. In geval wijzelf in een oorlog worden betrokken,
zullen wij vrijwel nimmer alleen staan. Behoort een der bond
genoten tot de tarweproduceerende landen, waar zeer veel kans
op bestaat, dan kan althans voor legerdoeleinden op hulp van die
zijde worden gerekend.
Voorts dient invoer van particulieren bij dreigend oorlogs
gevaar te worden aangemoedigd, b.v. door intrekking van het
invoerrecht op tarwemeel.
Daarnaast moet uitvoer van voedingsmiddelen verboden wor
den. Zoo overtreft de uitvoer van tapiocameel den invoer van
tarwemeel. Het tapiocameel zal het tarwemeel niet geheel kunnen
vervangen, maar kan, zooals hiervoren werd vermeld, als bij
mengsel dienst doen.
Al behoeft men dus niet reeds bij voorbaat van allen aanvoer
van buiten afstand te doen, zoo ontveins ik mij toch geenszins,
917