In de behoefte aan stikstofbemesting zou aldus kunnen worden voorzien. Maar ook voor de fosfaatbemesting werd een oplossing gevonden. Als tweede gewas werden knolgewassen geplant, welke hun voedingsstoffen uit diepere aardlagen halen. Deze knollen werden aan het vee gevoederd, dat een deel der voedingsstoffen in den vorm van stalmest weer aan den bodem teruggaf, waar deze stoffen in de bovenste laag komen, dus voor de tarwe bereik baar. Onder deze voedingsstoffen bevindt zich fosforzuur, dat van het grootste belang is, omdat door den verkoop van tarwe meel zekere hoeveelheden fosforzuur voor het bedrijf verloren gaan. Een afdoende oplossing was dit echter nog niet, aangezien op den duur ook de voorraad fosfaten uit de diepere lagen op gebruikt zou zijn. Men zou dan tot aankoop van fosfaten over moeten gaan, waarvoor Java afhankelijk is van het buitenland, i.e. Amerika en Marokko. Uit technisch oogpunt bestaan echter geen bezwaren tegen oplegging van een stock superfosfaat, vol doende voor meerdere jaren. Aanvankelijk werden aan den Heer OPOLSKI 150 Bahoe ter beschikking gesteld, terwijl hem bij het slagen van de proef een zoodanige uitgestrektheid in erfpacht beloofd werd, dat met de opbrengst een moderne meelfabriek gedreven zou kunnen worden. In het begin van 1919 werd een aanvang gemaakt met de ont ginning van een perceel Poerbasari genaamd, gelegen op een hoogte van 40006000 voet. Klimaat en bodem ter plaatse waren gunstig voor den tarwebouw. De bedoeling van den Heer OPOLSKI was 11.000 H.A. ter ontginning aan te vragen, waarvan dan 3000 H.A. voor tarwe- cultuur beschikbaar zouden blijven. De op het proefbedrijf be haalde oogsten wettigden de onderstelling, dat gemiddeld minstens 2000 kg. tarwe per H.A. zouden worden verkregen. Hieruit kan 70 of 1400 kg. meel worden bereid, zoodat het bedrijf per jaar 4200 ton meel zou kunnen opleveren. Deze opbrengst zou dus de behoeften van het geheele leger 2500 ton per jaar) verre overtreffen. Zooals o.a. bleek uit door den Gewestelijk-Intendant te Ban doeng in 1918 genomen proeven, was de op Poerbasari geprodu ceerde tarwe van goede kwaliteit. Ook in Holland werden ver schillende monsters vermalen. De laatste mij bekende rapporten betreffende deze monsters, gedateerd April en September 1925, luidden zeer bevredigend. Het eiwitgehalte der tarwe bleek zelfs zeer hoog, waardoor het meel een hooge bakwaarde had. Den 30sten Juli 1923 verklaarde de Directeur van Landbouw in een interview aan Aneta: „Op Poerbasari wordt serieus ge werkt. OPOLSKI heeft tot aanvankelijk succes, dat de tarwe- cultuur in Nederlandsch-Indië technisch geslaagd is, doch over de mogelijkheid tot het instellen van een duurzaam en rendabel bedrijf valt momenteel nog niet te oordeelen, wijl de onderneming 921

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 47