:sterker zijn dan wij, zoodat het zeer de vraag is of de wissel
welke in vredestijd op de artilleriewaarnemingsvliegtuigen wordt
getrokken, in oorlogstijd wel gehonoreerd zal worden.
Niettegenstaande deze vermoedelijke overmacht, zal het voor
onze vliegtuigen toch wel mogelijk zijn om eenige beschermde
„verkenningsstooten" uit te voeren (het verkenningsvliegtuig
beschermd door jagers), waarbij belangrijke doelen ontdekt kun
nen worden, doch of onze vliegtuigen er in zullen slagen zich
lang genoeg in de lucht te handhaven om het artillerievuur daarop
te leiden, is o.i. aan gerechten twijfel onderhevig.
Het is onze overtuiging, dat in vlakke terreinen het meerendeel
der af te geven vuren zal moeten geschieden met behulp van
waarneming uit voorste lijn, met alle nadeelen daaraan verbon
den. Doch, indien dit juist mocht zijn, is het ook noodzakelijk
de schietopleiding der artillerieofficieren daarop in te stellen en
op de schietcursussen en de S.I.A.T. aan genoemde vuren
een zeer belangrijke, zoo niet de voornaamste, plaats in te ruimen.
En dit is temeer noodig, omdat het leiden van deze vuren uiterst
moeilijk is.
Doch hieruit volgt ook, dat in dergelijke gevallen de aanvals-
vuren (behalve de kaartvuren) op den achtergrond zullen treden
en dat in vlakke terreinen een andere vuurtactiek gevolgd dient
te worden dan in terreinen met uitzichtgevende waarnemings-
punten (de oefeningen in de omgeving van Batavia leveren voor
deze redeneering het duidelijkste bewijs).
Teneinde deze bewering te staven, willen wij het karakter van
•de verschillende „aanvalsvuren" in het kort ontleden en nagaan
welke gevolgtrekkingen hieruit voor onze zwakke artillerie en
onzen geringen munitievoorraad gemaakt kunnen worden.
Tot dat „aanvalsvuren" kunnen gerekend wordenx)
a. artilleriebestrijding",
b. storende vuren,
c. vuren op oogenbliksdoelen,
d. tegenvoorbereidingsvuren.
ad a. In onze verhoudingen kan hierbij alleen sprake zijn van
neutraliseering, want vernieling eischt zooveel munitie, dat wij
daaraan als regel niet kunnen denken, (voor vernieling van één
4-stukken-batterij zijn vermoedelijk noodig 500 800 schoten van
7,5 cm. of 400 600 schoten van 10,5 cm., hetgeen bij ons onge
veer Vz dagvoorraad van een afdeeling beteekent). De voor
neutraliseering benoodigde munitie hangt in hooge mate af van
de mogelijkheid tot waarneming (men denke aan de uitbreidingen
879
Zie ook I. M. T. 1932, No. 8, blzn. 641 en 642.