tijd dat Steinbrecht (die in 1885 stierf) zijn werk schreef, de houding van den Engelschen Jachtruiter hoogst nadeelig genoemd moet worden voor gewrichten etc. van het paard en niets met de Italiaansche school gemeen heeft. Er worden dus twee hete rogene dingen met elkaar vergeleken. Bovendien geldt dat hier dressuur, op te vatten in den zin van meer gewicht brengen op de achterhand, van geen waarde is, want in het terrein moet nu eenmaal het paard zijn eigen houding aannemen, en mag niet gehinderd worden door een ruiter die hem pas voor pas voorschrijft, welke houding het moet aannemen. De woorden van Steinbrecht: „dasz die starkere Last den Hinterfiiszen nicht aufgedrungen werden darf, sondern dasz es sich die Last gewissermaszen selber holen musz" gelden hier ten volle. (Dit principe beheerscht de Italiaansche School). Hetzelfde geldt voor de volgende woorden van Plinzner: „In der Hauptsache bleibt es wie immer so auch hier, die richtige Ver- teilung der Gev/ichte, worauf ein ordentliches Functionieren des Muskelapparats beruht". Kan een ruiter aangeven hoe een paard zijn gewicht moet verdeelen in het terrein? Neen, dat kan alleen het paard zelf Wat de teugelwerkingen betreft, zoo is men gelukkig in de Italiaansche school niet verdwaald. Men wenscht dat de hals recht is en bevestigd. Men denke nu niet dat men een stijven hals wenscht, die de manege-ruiter zoo verfoeit, doch de Italiaansche school wenscht geen „halzen als waschlappen", want elke teugel hulp moet onverminderd en ongebroken tot zijn recht komen. Caprilli zegt dat de voorhand opgesloten moet zijn in een corridor, waarvan de handen en de beenen de wanden zijn. Het paard kan in die corridor dus alleen recht vooruit en recht achteruit. Houdt men nu bijv. de rechterteugel aan, dan wendt men slechts de punt van den neus van het paard naar rechts. Door de impuls (zie boven), dan wel door den druk der beenen van den ruiter, zal het paard zijn neus achterna loopen. Dit was een der eerste dingen die mij te Pinerolo opvielen. Na afloop van den cursus der officieren in Juli worden de paar den van de school gebruikt voor de africhting der miliciens, die bij de school zijn ingedeeld. Zij rijden de paarden dan tot October. In dien tijd gaat natuurlijk veel van het fijnere dat de paarden tijdens de cursussen voor officieren leerden, verloren. Toen onze lessen begonnen, trachtten wij steeds te wenden volgens de Amers- foortsche methode, met het gevolg dat deze pogingen niet steeds even succesvol waren. Niet zoodra echter probeerden wij, na daarop gewezen te zijn door den instructeur, om te wenden met één teugel, door deze aan te houden naar het kruis, de andere dienovereenkomstig nagevend, beide beenen het paard tegen den teugel drijvend, of de paarden gingen gehoorzaam de wending in. Een bewijs, dat le het „naar voren" op den druk der beenen niet 935

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 61