heen en terug naar de hoefslag. Gerritsen, om de eerste cavaletto heen en midden over de tweede, daarna rechtuit naar de korte zijde, enz. Op deze wijze heeft elke wending voor den ruiter een doel. Hij ziet onmiddellijk of hij de wending goed heeft gereden, of hij midden over een boom heen rijdt, etc. en ziet dus onmiddellijk zijn eigen fout, terwijl een volte met een straal van X pas steeds een mysterie voor hem blijft. Door de cavaletti dichter op elkaar te plaatsen, door er twee op of naast elkaar te zetten, kan men net zooveel variaties maken als men wil. Men kan de wendingen combineeren met sprongetjes, met veranderingen van gang en tempo etc. etc. Hoe meer variaties hoe beter, immers dat maakt paard en ruiter handiger en attent, en is veel aangenamer dan het rijden van figuren in de ruimte die altijd onzuiver zijn. Men kan de oefeningen geleidelijk aan moeilijker maken, met als resultaat een zeer wendbaar paard, een zeer handig ruiter. Laat ruiters en paarden die aldus geoefend zijn een volte rijden met een straal van 3 pas, en dat zal geen moeilijkheden bieden. Een andere oefening Leg op den grond een zestal hoornen, kris kras door elkaar, strooi er wat staanders etc. over en laat de paarden in stap en later in draf daar over heen gaan. Let eens op hoe zij uitkijken, hoe zij hun achterhand gebruiken, telkens van evenwicht veranderen, hoe de ruiter leert om met het paard mee te gaan, en vraag U dan eens af of dergelijk werk verricht kan worden door een paard dat op de voorhand loopt. Het zou spoedig op zijn neus liggen, en een volgende maal wel oppassen. Het paard komt op deze wijze geleidelijk aan, zonder eenige in werking van den ruiter in de goede natuurlijke evenwichts- houding, terwijl den ruiter slechts gevraagd wordt het paard niet te hinderen, mee te gaan met diens bewegingen, doch nimmer om iets te doen dat boven zijn kunnen ligt (punt 26 (7) V.A.P. bijv.). Men herleze de woorden van Steinbrecht en Plinzner hierboven aangehaald. Waarlijk men zal begrijpen dat ik met overtuiging „Ja ant woord op de vraag of ik eerst over cavaletti moet gaan alvorens een galangan op te springen. Mijn manege wil zijn een naboot sing van het terrein, en daardoor een betere voorbereiding daar toe dan de manege is volgens de geldende voorschriften, die een opstapje zijn voor de Hooge School. Inderdaad vinden wij dat er in de Amersfoortsche school te veel is dat zweemt naar de Hoogere Rijkunst. De psychologische grondslag voor de africhting is daarvan reeds het bewijs. In V.A.P. punt 7 (2) lezen wij: Om het aan het paard mogelijk te maken die bewegingen uit te voeren met een maximum van gemak en een minimum van vermoeidheid moet men het kunnen plaatsen in bepaalde houdingen, welke worden beheerscht door de kennis van de gangen en van het evenwicht. 937

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 63