Deze gedachte geldt ten volle voor het Schoolrijden, doch is een pertinente fout waar het betreft het werk van het paard in het terrein. Wie kan aangeven welke evenwichtshouding het paard moet aannemen bij het doortrekken van een ravijn? Men kan dat constateeren, doch het paard in de daartoe meest ge schikte houding plaatsen kan geen mensch Indien gij dat wèl kent, zeg mij dan welke houding ik het paard moet laten aan nemen om een sawah door te gaan, waarvan gij niet weet hoe de bodem is Gij zult het met mij eens zijn dat het dan het meest gewenscht is het aan het paard over te laten zijn houding te bepalen. Al Uw manege-oefeningen zijn daarvoor van geen enkel nut geweest, al Uw moeite om het paard in de manege in een bepaalde houding te plaatsen, zijn vergeefsch geweest, zoo zij al niet, wat erger is, het paard hebben verleerd om zich in ongelijk terrein te redden. Men kan het paard in de meest ge schikte houding plaatsen om bijv. een zijgang te gaan, doch men kan het niet in de meest geschikte houding plaatsen om een helling op of af te gaan. Het paard moet daartoe zelf de meest geëigende houding aannemen, en het leert dit alleen door een rationeele oefening. Een ander onderwerp dat voor het terreinpaard geen waarde heeft, doch voor het Schoolpaard niet gemist kan worden. V.A.P. punt 18 laat bij de eerste oefeningen in het teugelwijs maken, reeds dadelijk de 3e teugelwerking beoefenen. Ik heb reeds ver klaard waarom dit voor het campagne (militaire) paard over bodig is. Voor het schoolpaard is dit van het hoogste belang, en daarom moet het deze teugelwerking van jongsaf worden ingeprent Nog een ander dingHet vormen van de opwaartsche boog van den hals, V.A.P. punt 26 (7), noodig voor het schoolpaard, ongewenscht, want de bron van veel ellende (zie boven), voor het Campagne-paard. Het laten terugvloeien van door het aan drijven opgewekte impuls naar de achterhand idem. Het hori zontale evenwicht, dat het ideaal genoemd wordt voor het sol- datenpaard in V.O.P., doch oneconomisch in V.A.P. (ra, ra, hoe zit dat!), de geheele voortgezette opleiding, die niets, maar dan ook niets heeft dat van practisch nut is voor het campagne (mili taire) paard of den militairen ruiter, het zijn alle evenzoovele dingen die bewijzen dat onze voorschriften op schoolsche basis geschoeid zijn. Ik zeg niet dat een uitstekend ruiter volgens de Amersfoortsche school werkend, geen resultaten kan bereiken in het terrein, doch -deze zullen steeds de mindere zijn van die welke volgens een meer natuurlijke methode worden bereikt. Bovendien, en dit is belang rijker, is de Amersfoortsche methode te moeilijk voor den door snee ruiter. Dit springt al dadelijk in het oog als wij bedenken dat een recruut zes maanden noodig heeft om de oefeningen van het eskadron met vrucht te kunnen volgen, terwijl de Italiaan- 938

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 64