middelen te voorzien, deze zelf te maken uit hetgeen het land opleverde. Als eerste gewichtige opgave, waarvoor de militaire apothekers kwamen te staan, gold de aanvulling van den kinine-voorraad, die al van af 1915 schaarsch geworden was. Door benutten van de in het Usambara-gebied voorhanden kinacultures gelukte het trots de geringe hulpmiddelen kinine-sulfaat te bereiden, ja zelfs met niet meer dan 1 bijalcaloiden. Meer dan 300 kilo werd zoo aangemaakt. Toen de Duitschers terug moesten trekken wer den nog meerdere duizende kilo s kina-bast gered, die later dien den voor de bereiding van kina-afkooksels, die in ingedikten vorm voor medisch doel gebruikt konden worden. Behalve de kinine, wisten de apothekers te bereiden strophantus- en uzaratinctuur uit zelf verzamelde plantendeelen, als vervangmiddel voor digi talis werd een kleine hoeveelheid tinctuur bereid uit Erytrophlo- cum guinense, ook Flores Koso en Cortex Granati werden veel vuldig gebruikt als wormdrijvende middelen. Groote hoeveelheden zalven moesten worden aangemaakt, ter wijl slechts kleine wrijfschotels ten dienste stonden. Als grond stoffen moesten de meest vreemde vetten worden aangewend b.v. mengsels van aardnotenolie met vet uit de bulten van de Zebu ,nijlpaardenvet en olifantenvet. Dit zijn maar enkele voor beelden, welke met tal van andere kunnen worden aangevuld van de wijze waarop de militaire apothekers, zelfs in de meest ongunstige omstandigheden zorgden voor het welzijn van den troep. Waren dit voorbeelden hoe de Duitsche apothekers gewerkt hebben, hier moge nog een en ander volgen van de werkzaam heden van de miltaire apothekers verbonden aan het Laborato rium in Boulogne. Zoo werden gedurende den winter 19171918 een groot aantal brieven en enveloppes ter onderzoek ingezonden. Deze waren afkomstig van Fransche krijgsgevangenen, uit verschillende Duit sche kampen aan hunne familieleden gezonden. Zij die deze brieven ontvingen, vermoeden, dat zich gevaarlijke stoffen in de envelloppes bevonden, daar verschillende personen bij het openen duizelig en onpasselijk werden. Bij één gelegenheid was zelfs een vrouw flauw gevallen, door den reuk van een brief, dien zij van een Fransch krijgsgevangene gekregen had. Bij onderzoek werd een sterken reuk naar halogenen geconstateerd en bleek nader, dat de reuk werd veroorzaakt door resten van de chemi caliën, waarmede de Duitsche censuur de brieven onderzocht had op de aanwezigheid van geheimschrift. De brieven waren overi gens onschuldig. Het volgende lijstje geeft dan nog een greep uit andere niet specifieke onderzoekingen op bloed op kleeding en uitrustingstukken, 949

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 75