968 Geneeskundige Dienst. Militar Wochenblatt, 1933, no. 44. Englische Kriegsverluste and Sanitatsdienst, door Dr. Adam, Oberstabsarzt a. D. Aan het vele in dit artikel gegeven cijfermateriaal wordt het volgende ontleend. Van de sterkte der Engelsche strijdkrachten, welke gedurende den oorlog van 1914 '18 in Vlaanderen en Frankrijk aanwezig waren, was gemiddeld steeds ongeveer 10 pCt. opgenomen in de lazaretten achter het front. De ervaring leerde echter, dat men beter doet te rekenen^ op een aantal beschikbare bedden, gelijk aan 15 pCt. van de troepensterkte. Één derde deel moet namelijk in principe vrij blijven voor het opvangen van plotseling plaatselijk optredende ophoopingen van gewonden of ziekenvoorts ter eventueele afzondering van besmettelijke zieken, zwaar gewonden en gaszieken alsmede voor het zoo veel mogelijk doorvoeren van gescheiden verpleging van gewonden mèt en zonder wondettering. Het maandelijks aantal gewonden, dat in de hospitalen moest worden op genomen, bedroeg aan het Westfront voor het Engelsche leger in procent van de sterkte in 1914 5.4 pCt. in de daarop volgende jaren gemiddeld 3pC. Van de gewonde Engelsche militairen werden 82 pCt. weer geschikt voor den militairen dienst, 8 pCt. werd afgekeurd, 7 pCt. stierf en 3 pCt. viel af om andere redenen. In het Amerikaansche leger werd eveneens 82 pCt der gewonden wederom geschikt voor den militairen dienst. Het meerendeel der verwondingen betrof de ledematen 70 pCt bij de Engel- schen, 72 pCt bij de Amerikanen. De verhouding van het aantal direct gesneuvelden tot het aantal gewonden (excl. gaszieken) was bij de Engelschen aanvankelijk 1 4. Dit werd geduren de den oorlog gunstiger en bedroeg in 1918 1 6,5. Het ziektepercentage bij de Engelschen aan het Fransch-Vlaamsche front bedroeg gemiddeld 64.7 pCt per jaar. Het aantal gewonden stond tot het aan tal zieken als 2 staat tot 3. Bij de Duitschers aan het Westfront was deze verhouding als 2 5 a 7. Bij de Engelschen was het aantal opgenomen zieken per maand (in pCt van de legersterkte) in 1914 7.1 pCt, in de daaropvolgende oorlogsjaren achtereen volgens 7.3 pCt. 4 pCt. 4.4 pCt. 5 pCt. Van de zieken werd 93 pCt weer geschikt voor den dienst, 4 pCt werd afge keurd, 1 pCt stierf en 2 pCt verliet op andere wijze het leger. Aanvankelijk waren de verliescijfers veroorzaakt door het gaswapen steeds in de totaalopgaven der gesneuvelden en gewonden inbegrepen; eerst in de latere oorlogsjaren werden deze afzonderlijk gespecificeerd. In 1918 vormden de gaszieken 18 pCt. van het totaal aantal gewonden; 2,3 pCt. der gaszieken overleed. Het aantal gaszieken, uitgedrukt in pCt. der troepensterkte bedroeg bij de Engelschen in 1915 2,2 pCt., in 1916 0.5 pCt., in 1917 2.7 pCt. en in 1918 5.7 pCt. In het Dultsche leger te velde was het gasziekenpercentage t. o. v. de sterkte in het tweede oorlogsjaar 0.15 pCt., in het derde 0.39 pCt. en in het vierde jaar 1.06 pCt. Deze cijfers illustreeren de stijgende beteekenis van het gaswapen in den loop der jaren. Evenzeer echter verbeterden langzamerhand de maatregelen tot gasbescherming alsmede de methoden van gasziekenbehandeling. Dit blijkt ook uit de verhouding van het aantal door gas overledenen tot het totaal aantal gaszieken, welke in 1916 1 6.25, in 1917 1 29.55 en in het jaar 1918 slechts 1 43.29 bedroeg The Military Surgeon, April 1933, no. 4. Post-war developments in the medical aspects of chemical warfare, door Maj. A. R. Koontz. In dit stuk wordt een overzicht gegeven van in den naoorlogstijd door verschillende onderzoekers bereikte resultaten met nieuwe methoden voor behandeling van gaszieken. Ten gerieve van den lezer, die zich nader wenscht te orienteeren, geeft de schrijver aan het slot een uitvoerige literatuuropgave.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 94