verdediging van Verdun, waar elke divisie naast een groote hoe veelheid zware artillerie beschikte over 2 afdeelingen van 75 mm per kilometer front! Men kan er nimmer zeker van zijn, dat op het uur U nog een voldoend deel der automatische wapens in werking zal komen, zoodat schrijver verschillende defensieve vuren van andere wapens eveneens noodig acht. Wij vragen ons echter af, of ook die andere wapens niet evenzeer van de vijandelijke wapenwerking zullen hebben geleden. De hoeveelheid door den vijand in te zetten materieel zal toch ge regeld worden naar den in totaal te verwachten weerstand. Elke norm op dit gebied is dus betrekkelijk. Tenslotte wordt de waarde van defensieve artillerievuren niet altijd even hoog aangeslagen, zoodat n.o.m. voor het tot staan brengen van de voorste aanvals- troepen in de eerste plaats zal moeten worden vertrouwd op de infanterie wapens en daarvan voornamelijk de automatische wapens. Met onze thans redelijke uitrusting aan automatische wapens (36 k. m. 's en 6 mitrailleurs per bataljon) verkeeren wij dus v.w.b. de verdediging in vrij gunstige omstandigheden. Het is ech ter bezwaarlijk om het aantal per frontdeel in te zetten automati sche wapens in norm-getallen vast te leggen. De door den schrijver gegeven getallen hebben betrekking op andere wapens dan de onze: de F. M. een wapen van latere constructie dan onze k.m., de mitrailleur daarentegen van belangrijk mindere gevechtswaarde dan onze veldmitrailleur. Ook de in totaal per eenheid beschikbare hoeveelheid automatische wapens, zoowel als de onderlinge ver houding tusschen de aantallen mitrailleurs en k.m. 's is anders. Het terrein spreekt voorts een woordje mede, terwijl tenslotte de wijze van inzetten der wapens (frontaal of flankeerend) het ren dement zal beïnvloeden. Wel geeft het G. V. I. (punten 175 en 195) de voorkeur aan flankeerend vurende automatische wapens, doch de noodige echelonneering in de diepte en het terrein zullen vanzelf er toe noodzaken verschillende wapens (vooral k.m. 's) min of meer frontaal te doen vuren; o.i. is dit voor het moreel der verdedigers eer een voordeel dan een nadeel. Niettemin kan getracht worden een indruk te vestigen van het verdedigend vermogen onzer eenheden onder de hier te verwachten omstandig heden. Welke waarde dient te worden toegekend aan het vuur onzer automatische wapens? Van belang is te weten, welke breedte bij frontaal vuur een wapen werkelijk kan beheerschen; bij flankeerend vuur is dit gegeven mede van invloed op de diepte van het vuurscherm. Wij hebben hier dus niet op het oog de maximum- vuurstrooken (in I. M. T. 1932 No. 5 door luitenant J. H. de Vries gesteld op 30° voor mitrailleurs, in No. 10 door Geos voor k.m. 's gesteld op ruim 200 00) doch de breedten der vuurstrooken bij 985

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 11