van het vuurscherm vóór de voorste lijn, dat de vuur dichtheid van het scherm ongeveer verdubbeld wordt. Bij een frontbreedte van het bataljon van 1630 2 of ruim 800 m is er dan kans, dat, ook bij nacht, een vijandelijke aanval vóór de voorste verdedigingslijn tot staan komt. Het oorspronkelijke vuurplan dus nog onge schonden door 's vijands wapenwerking is dan zoo vastgesteld, dat de vijand ter bereiking van elk punt van de voorste lijn moet doorschrijden de flankeerende vuren van 2 mitrailleurs, 1 mi trailleur en 3 k.m.'s, of 6 k.m.'s dan wel de frontale vuren van twee of meer dezer wapens. Brengen wij nog de bataljonsreserves in rekening voor eenzelfde bedrag als de compagnieën in eerste linie, dan zou het bataljons front (1630 plus 770) 2 of 1200 m breed kunnen zijn. In bijzonder gunstig terrein (gunstig beloop van het front)zoodat alle mitrail leurs, gedeeltelijk uit de diepte van de stelling, flankeerend kun nen vuren, zou deze frontbreedte nog vergroot kunnen worden met 4 X (250-90) 2 of 320 m tot rond 1500 m. In beide laatst bedoelde gevallen wordt dus gerekend met een aanmerkelijke kans, dat de vijand de stelling binnendringt, waarbij hij echter in het uiterste géval door de bataljonsreserves tot staan wordt gebracht of teruggeworpen. Het verdient ook daarom aanbeveling bataljonsmitrailleurs, die niet bepaaldelijk flankeerend kunnen vuren, ter hoogte van de ba taljonsreserves op te stellen, opdat zij ook nog tegenover een binnengedrongen vijand kunnen optreden. Bij de verwachte mindere vijandelijke wapenwerking nemen wij aan, dat de bevel voering over deze frontbreedten onder onze omstandigheden nog mogelijk is. In de practijk zal uiteraard elk geval door den betrokken com mandant op zichzelf beschouwd moeten worden. Het terrein zal vaak de schootsvelden en de onveilige strooken beperken, zoodat karabijnvuur voor aanvulling van het vuurscherm moet worden aangewend; soms zal daarentegen door een oordeelkundige keuze van de opstelling t.a.v. het te bevuren terrein de onveilige strook kunnen worden vergroot, indien nl. de kogelbaan zoodanig op dat terrein kan worden gebracht, dat zij z.v.m. het beloop van het terrein volgt; voor den rasinfanterist een gelegenheid om uit zijn wapens te halen wat er uit te halen valt. Van belang is voorts, dat er verband moet zijn tusschen de vuren en de hindernissen; de vuren zullen daar i.p.v. achter elkaar, over elkaar komen te liggen: het vuurscherm wordt dan wel minder diep, doch plaatse lijk dichter. Voor het bestrijken van nog niet bevuurde doode hoeken komen in de eerste plaats in aanmerking de mortieren en de regiments mitrailleurs (ook die van de regimentsreserve), welke uit de diepte van de stelling met gekromder banen kunnen vuren. Bij de toewijzing van een deel van het te verdedigen front zal een commandant den aard van het terrein met het oog op de ver- 988

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 14