In daartoe gunstig terrein (zie het in de noot op blz. 982 aange
haalde artikel in B.B.S.M.) kan uit gedekte opstellingen op grooten
afstand een aaneengesloten vuur worden gelegd. Indien daaraan
alle mitrailleurs van het bataljon deelnemen kan dit vuur op
2000 m afstand een breedte hebben van twee derde van 6 X 500°/Oo
of ruim 2 km. De compagnieën leveren dan slechts onderdeelen
voor de onmiddellijke bescherming der mitrailleurs. Waarneming
en verbinding dienen minutieus geregeld te zijn. Doordat de mi
trailleuropstellingen niet ontdekt kunnen worden, is het vuur
onuitdoofbaar. Bij een voldoend hoog moreel van den troep kan
de vijand door een dergelijke opstelling met gunstige aanleuning
tot het invallen van de duisternis worden opgehouden; daarna faalt
uiteraard de waarneming en dient het front te worden teruggeno
men.
In beide gevallen kunnen mortieren en regimentsmitrailleurs
naar vermogen het vuur aanvullen, dan wel uit een meer achter-
waartsche opstelling het teruggaan verzekeren, of tusschen de
vuren doorgeslipte vijandelijke afdeelingen bestrijden. Artillerie
is onmisbaar om niet ontijdig den aard van den geboden weerstand
te verraden.
De overblijvende compagnieën blijven beschikbaar, hoofdzakelijk
om bij een terugnemen van het front te snel nadringen van den
vijand langs de wegen te beletten.
In den aanval zijn de frontbreedten in hoofdzaak afhankelijk
van de hoeveelheid ingezette artillerie. Général Brossé geeft op,
dat in den wereldoorlog bij een belangrijk offensief een divisie,
gesteund door 9 a 12 afdeelingen veldartillerie en 4 a 5 afdeelingen
zware artillerie (ongerekend de artillerie van het legerkorps en
hooger!), een front innam van 1800 en 2400 m. Hij acht bij de
huidige bewapening een aanvalsfront voor de divisie tusschen de
2000 en 3000 m mogelijk.
Een dergelijke artilleriesteun is voor ons nimmer bereikbaar.
Wel zullen waarschijnlijk enkele omstandigheden in ons voordeel
werken (minder geperfectionneerde inrichting van de vijandelijke
stelling, gunstige terreinen voor de nadering), doch deze getallen
bevestigen nog eens, dat voor ons een uitsluitend frontale aanval
op een voorbereide, voldoend bezette stelling weinig kans van
slagen zal hebben.
De verhooging van de aanvalskracht door de toevoeging van in-
fanteriemortieren is broodnoodig om de infanterie het doorschrij
den van „de laatste 200 meter" mogelijk te maken, door in die
phase nog opduikende doelen te bestrijden. De meening van den
schrijver, dat de verbeterde Stokes-mortieren in een deel van
de te bevuren strooken het 75 mm kanon zouden kunnen vervan
gen als neutraliseeringswapen, kunnen wij niet onderschrijven;
de beperkte munitievoorraad ook van de Fransche mortieren
laat niet toe, dit wapen oppervlakken te doen bevuren; het
990