C. Neem aan, dat een belangrijk knooppunt van wegen gedurende 6 uren van den nacht onder storend vuur moet worden gehouden, dan zijn hiervoor de volgende munitiehoeveelheden noodig bij S.- en T. vuur (afmetingen doel aangenomen op 25 bij 25 m.). a. b. c. d. Bij kaart- vuur fi Al W O "O Na inschieten op het doel1 3 u G ca H G G 2 a met een vork van 100 m. met een vork van 50 m., of na grens- en groepschieten. 1. Afstand in km.. 4 4 4 4 2. In de diepte onder vuur te nemen: doeldiepte in meters uitbreiden 25 100 2) 25 50 3) 25 50") 25 ~4) Totaal 125 75 75 25 3. In de breedte onder vuur te nemen doelbreedte in meters verbreeden 25 60 5) 25 60 5) 25 ~G) 25 - 6) Totaal 85 85 25 25 4. Te bevuren oppervlakte in HA- 1,0625 0,6375 0,1875 0,0625 5. Aantal schoten dat volgens V.S.A. I, punt 230 a. op het doel moet vallenper uur. 159 96 28 10 6. Aantal schoten dat daarvoor per uur moet wor den afgegeven7) 225 160 100 100 7. Hierbij bereikte vuurdichtheid (bij S. vuur) 7) 8) met 10,5 cm. 1,12 3 1,13 3 4 10 11,1 25 8. Aantal schoten in 6 uren af te geven 1350 960 600 600 9. Indien daarmede 1 batterij wordt belast, bedraagt het munitieverbruik per stuk en per uur 56-57 40 25 25 10. Aantal uren dat een dergelijk vuur kan worden volgehouden met 1 dagvoorraad munitie batt. van 7,5 cm. (dagvrd. 300). batt. van 10,5 cm. (dagvrd. 200). 5,3 3,5 7,5 9) 5 9) 12 9) 8 9j 12 9) 8 9) Het inschieten gebeurt natuurlijk overdag. De verschillen in daginvloeden zullen dus voor het nachtelijk vuur terdege in rekening gebracht moeten worden. 2). V.S.A. I, punt 173 a. 3). V.S.A. I, punt 171. 4). V.S.A. I, punt 171 a. 5). V.S.A. I, punt 176; hier is genomen 2 X 7'/2°/o- 6). V.S.A. I, punt 175. 7). Zie berekening in Bijlage II practisch minimum aangenomen op 100 sch. per uur. 8). De vuurdichtheid is hierbij van minder belang en alleen opgenomen ter vergelijking. 9). Verminderd met de benoodigde munitie voor het inschieten.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 33