taat. De patrouilles waren met het werk in het bij uitstek moeras
sige terrein van Borneo's dichte bosschen niet vertrouwd. Dit
kon beter worden opgedragen aan marechaussees, woudloopers
in den Atjeh-oorlog gevormd. Drie brigades onder luitenant
Christoffel verschenen in het begin van 1905 ter tooneele, zaten
achter den pretendent-sultan aan en legden dezen bij een overval
van zijn schuilplaats neder. Kort daarop nam majoor Swart als
Civiel- en Militair-Resident het bestuur der Zuider- en Ooster-
afdeeling van Borneo op zich met opdracht aan alle verzet een
einde te maken en het Nederlandsch gezag alom te vestigen.
Zonder in militair-historische bijzonderheden te treden, ver
melden we, dat reeds in Mei en Juni het grootste deel der verzets
leiders hetzij gearresteerd, hetzij in onderwerping gekomen was
en dat de voornaamste afstammeling der sultansfamilie alsmede
eenige leden der Soerapatis zich den len Juli meldden. Ook in
de Midden-Doesoen, waar het steeds onrustig was geweest, kwam
aan het verzet een einde, nadat de voornaamste leiders het hoofd
in den schoot hadden gelegd. De toestand was nu algemeen zoo
danig verbeterd, dat de registratie en ontwapening der bevolking
ongestoord voortgang konden hebben en het pacificatiewerk
vrucht begon te dragen. Het laatste bleef niet beperkt tot het
gebied van het voormalige Bandjermasinsche rijk, doch strekte
zich ook uit over de zelfbesturen ter Oostkust en Kotawaringin
in het Zuidwesten. Het geheele land werd in alle richtingen
doorkruist, overal orde op het inlandsch bestuur gesteld, de
handel bevorderd zoowel door het wegnemen van belemmeringen
als door het verbeteren van het verkeer. Want in het scheppen
van welvaart ligt de grootste waarborg van de rust. Reeds binnen
anderhalf jaar, medio 1906, was de toestand zoo gunstig, dat het
bestuur weder aan een civiel ambtenaar kon worden over
gedragen.
Een nieuwe bestemming wachtte Swart, die inmiddels tot
overste was bevorderd. Ook Zuid-Celebes eischte een krachtige
hand, want wel was door de expeditie naar Boni en naburige
landen opnieuw ontzag voor het Gouvernement ingeprent, doch
de inwendige verhoudingen zoowel in het gebied onder recht-
streeksch bestuur als daarbuiten waren dermate voos, dat zij niet
langer geduld konden worden. Het gansche gewest zuchtte onder
het wanbestuur der inlandsche vorstjes en hun trawanten, zeker
heid van lijf en goed was ver te zoeken, benden gewapende vee
dieven terroriseerden de bevolking. Bovendien was het verzet
niet overal den kop ingedruktnog waren er hoofden voortvluch
tig en viel in de Toradjalanden zelfs nog alles te doen. Hier trot
seerde zekere Poeang Tikoe de Nederlandsche troepen in zijn
ruim 100 meter hooge rotsvesting Baroepoe, welke reeds lang
werd ingesloten om haar tot overgave te dwingen. Gespannen
werd het verloop der dingen gevolgd, want hoe langer de uit
tarting duurde, hoe meer het gezag van het Gouvernement er
978