1043 In Nederlandsch-Indië heeft de ontwikkeling van het oliebedrijf aanleiding gegeven tot voortdurenden concurrentiestrijd tusschen het Amer. en Eng. grootkapitaal. Die Kampfe der Weltpolitik ums Ö1 sind bedingt durch die eiserne Notwendigkeit, den ununterbrochenen Pulsschlag des Explosionsmotors im "Mutterlande zu erhalten und zu festigen, wobei die Luftrüstungspolitik oft entscheidend sein kann". Ten slotte wijst schr. op de omstandigheid, dat het Duitschland gelukt is uit steenkool olie te bereiden waarin mede een mogelijkheid wordt gezien, dit rijk zijn algeheele onafhankelijkheid (v.h. Verdr. v. Versailles) spoediger te doen verkrijgen. Het Mil. Wochenblatt No. 8 bevat van de hand van denzelfden schr. een artikel „Der Stille Ozean als Kriegsschawplatz der Zukunjt", dat op de vol gende merkwaardige wijze aanvangt„Mag man die militarpolitische Lage „an den Randern des Pazific ansehen, wie man will, es besteht kein Zweifel, ^dasz sich unter der beiderseitigen Maske der lachelnden Höflichkeit zwi- „schen Amerikanern und Japanern etwas anlaszt, das unter Umstanden zu „einem Weltbrand führen kann". In dezen gedachtengang past dan ook geheel het karakter van de laatste Japansche vlootmanoeuvres in de mandaat- gebieden, waarbij een aanval uit O. en Z. richting op deze Japansche vooruitgeschoven gebieden werd ondersteld. Volgens schr. zullen hier alle Japansche vliegtuigschepen en het moederschip ingezet worden; in de mandaatgebieden wordt geoefend voor den grooten zeeslag. Merkwaardig is het, dat de tweede Japansche vloot evenals de Amerikaan- sche verkenningsvloot die zich intusschen nog steeds in den Pacific bevindt met vliegtuigen is uitgerust. Deze vloot bezit geen slagschepen, doch 7 groote kruisers, een afdeeling vliegtuigschepen met bescherming, 4 „Zerstörerflottillen" van ieder 3 schepen en een „Führerkreuzer", benevens 6 onderzeebooten en een tros schepen met voorraden en olie. Deze samen stelling heeft waarschijnlijk ten grondslag gelegen aan den opzet van de Amerikaansche vlootmanoeuvres, waarbij werd uitgegaan van een vijandelij ken aanval met snelle strijdkrachten, zonder zware schepen, op de Ameri kaansche Westkust. Schr. wijst daarna, onder aanhaling van den Amer. Kapitein M. B. Gold smith, op de onvoldoende bescherming van de Amerikaansche oorlogshavens en oliegebieden (bij Los Angeles) zoo schijnt de kustverdediging met absoluut verouderd materieel gevoerd te moeten worden, waarbij bovendien een groot tekort aan luchtafweergeschut valt te constateeren. Slechts de luchtvloot schijnt een zeer groote mate van volmaaktheid te hebben bereikt. Kapt. Goldsmith acht het practisch uitgesloten, dat in een dergelijk oorlogs- geval de Atlantische vloot tijdig ter plaatse zal kunnen zijn, omdat hei. Panamakanaal, hetzij door vijandelijke vliegers, hetzij door partijgangers verstoord zal worden. (Ligt aan dit inzicht wellicht de wensch van Kapt. G de geheele Amer. vloot blijvend in den Pacific te stationneeren, ten grondslag? H.). Slechts Pearl Harbour acht genoemd kapitein een sterk uitgeruste oorlogshaven. Voorts wijst hij op het groote gevaar dat ligt opgesloten in het aantal van 45.000 weerbare Japanners in de westelijke staten, omdat Amerika hier in maximum thans nog slechts 24.000 man tegen over kan stellen. Schr. acht terecht de opvattingen van kapt. Goldsmith, welke ongetwijfeld een tendentieuse bedoeling bezitten, overdreven. Het is onwaarschijnlijk, dat Japan zich zal laten verleiden tot een onderneming over zee over een afstand van 5.000 mijl, te meer, waar blijvend resultaat uitgesloten moet worden geacht. De kern van het betoog, dat Japan de hegemonie in den Pacific tracht te verwerven, blijft, niettemin onaantastbaar, doch daartoe heeft dit land volgens schr. waarschijnlijk geen oorlog noodig.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 77