1057 verkregen, vallen. Over het algemeen omvatten deze vuren de z.g. oogenbliks- doelen, als ongedekte infanterie, staven, voertuigeolonnes e.d. Met betrekking tot de artilleriebestrijding wordt opgemerkt, dat men in verband met de geringe hoeveelheid artillerie dikwijls zoo gaarne beweert, dat daarvan dient te worden afgezien. Schr. bestrijdt dit ten sterkste, want „croire que nous pourrons lancer a l'attaque notre infanterie sans tenir „sous le feu une partie au moins des batteries adverses, est une aberration „qui risque d'etre coüteuse en vie humaines". Inderdaad een uitspraak, welke niet genoeg kan worden onderstreept. N.o.m. zal een zeer belangrijke, zoo al niet de hoofdtaak van de artillerie ongetwijfeld gelegen zijn in het bestrijden van de vijandelijke artillerie, waarbij men niet kan volstaan met het neutraliseeren van de waarnemingsposten. Naar gelang van den afstand acht schr. voor vernieling van een batterij noodig 500 800 sch. van 7,5 cM 400 600 sch. van 12 cM en 300 400 sch. van 15 cM, hetgeen insluit dat een zwakke artillerie zich dient te beperken tot neutralisatie, hetgeen, naar gelang van het kaliber, 100 a 200 sch. per hectare vraagt. In Hoofdstuk V formuleert schr. ten slotte zijn conclusies, welke in het kort de volgende zijn 1°. Onverschillig het kaliber wordt met één batterij een front van 200 M (liniair doel) werkzaam onder vuur genomen op één afstand, dan wel een zone van 1 hectare, schietende op 3 of 4 afstanden. 2°. Indien het vuur van korten duur is (3 a 5 min.), kan met de grootste vuursnelheid worden geschoten, met een voldoende dichtheid om materieel effect, gepaard aan de noodige moreele uitwerking, te kunnen verwachten (tegenvoorbereidingsvuren, opvolgende concentraties, afslui tingsvuren) 3°. Bij een vuur van langeren duur wordt, indien deze 5 a 15 min. be draagt, het middelmatige tempo, bij meer dan 15 min. het langzame tempo gekozen (storende vuren e.d.). 4° Indien de vijand zich behoorlijk heeft kunnen inrichten, verdient het aanbeveling vorengenoemde getallen, voor wat betreft de afmetingen, tot de helft te reduceeren. 5°. Indien het gewenschte resultaat van een neutralisatie zwak of intermitteerend kan zijn, is het mogelijk bij wijze van uitzondering, de frontbreedte voor één batterij te stellen op 300 M, dan wel de zone op 2 hectare (tirs d'aveuglement fumigènes, entretien des tirs de protection). 6°. Ongeacht den aard van het projectiel kan het normale verbruik als volgt worden aangenomen 30 40 sch. voor een oogenbliksdoel (7,5 cM) 80 100 sch. (7,5 cM) „pour les tirs de masse" (concentraties) 40- 50 sch. voor andere kalibers, „cadence rapide" gedurende 3 a 5 minuten. 4 30 sch. voor „le réglage du tir", afhankelijk van de omstandigheid, of volstaan kan worden met een eenvoudige controle met schokprojectielen, dan wel dat een „réglage complet" met behulp van G. K. Tn. noodig is. De duur wordt gesteld op 2 tot 20 minuten. 7°. „En heures ou missions de tir" is een batterij in staat: a. uitgaande van de bij de batterij aanwezige munitie tot een voortgezet vuur van 5 a 6 uren, dan wel tot het uitvoeren van 12 tot 15 opdrachten „de tir normales" of 20 tot 30 vuren op oogenbliksdoelen. b. rekenende op de munitie van de „compagnies de pare" kunnen boven staande normen verdubbeld worden. 8°. De infanterist behoort er van doordrongen te zijn, dat een goede waarneming een doorslaggevenden invloed bezit op den duur van een vuur, op de snelheid, waarmede dit kan worden geopend, op het munitieverbruik en op haar eigen veiligheid. Het vraagstuk van de samenwerking wordt er ten zeerste door gebaat.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 91