1058 Kolonel Buchalet geeft in de Revue d'Artillerie van Augustus 1.1. zijn inzichten weer ten aanzien van de eischen, te stellen aan het „canon divisi onnaire'. In een zeer goed gedocumenteerde studie komt schrijver, in vergelijking met andere, eveneens gezaghebbende auteurs, tot over het al gemeen sterk afwijkende conclusies. Kol. Buchalet heeft, zooals blijkt uit den aanhef van zijn artikel, slechts het oog op de artillerie, welke bestemd is voor den directen steun van de infanterie. Sedert 1925, aldus schr., werd bij herhaling de noodzakelijkheid aangetoond voor het invoeren van een „obusier léger" bij de divisie-artillerie. Thans is het de bedoeling, na te gaan, welke karakteristieke eischen de infanterie kan en mag stellen aan het „canon divisionnaire". Het uitvoerige en, zooals reeds werd gezegd, sterk gedocumenteerde artikel in zijne conclusies samenvattend, wenscht Kol. Buchalet een vuur mond, welke aan de volgende eischen voldoet 1°. In staat tot een „débit minimum" van 4 sch. per stuk en per minuut gedurende verscheidene uren. Wij willen hier wijzen op het inderdaad zeer groote verschil van inzicht met schr. van het hiervoren besproken artikel. 2°. Geschikt tot het afgeven van krombaanvuur, waartoe aanvangssnel- heden van 250, 350 en 500 M noodig worden geacht. 3°. Een verticaal schootsveld van 45°. Een zoo groot mogelijk horizontaal schootsveld, minstens echter 60° bij voorkeur een metalen bedding, welke het schieten in alle richtingen toelaat 4°. Gewicht in batterij tusschen 1000 en 1300 K.G., op marsch minder dan 2000 K.G. 5°. Kaliber ongeveer 90 mm. Schr. volstaat verder met een dracht van ongeveer 8 a 9 K.M. hij stipuleert echter, dat in legers, waar het „canon divisionnaire" ook opdrachten zal moeten vervullen, welke in het Fransche leger aan de korps- en andere artillerie ten deel vallen, men met een dergelijke dracht niet kan volstaan. Zelrs vocjr Frankrijk laat hij de vraag open, in hoeverre naast den door hem bepleiten vuurmond niet materieel noodig zal zijn van ongeveer 100 mm kal. met een dracht van 14 K.M., zulks in verband met het feit dat een deel van de „artillerie divisionnaire" opdrachten zal hebben te vervullen ,,d action d ensemble". Deze vraag acht schr. echter van minder belang, omdat deze zich slechts uitstrekt over een vierde gedeelte van de divisie-artillerie (dat c.q. voor de „action d'ensemble" wordt ingezet) en voorts ten nauwste verband houdt met het materieel van de korpsartillerie. Commandant Lavignon neemt in de „Revue d'Infanterie" van Sept. 1.1. de organisatie en het gebruik van de „artillerie d''accompagnement" van de hngelsche divisie in beschouwing. Engelsche divisie bestaat uit 3 brigades infanterie a 4 bataljons en artilleri V°°r Z°°Ver 8 organisatie reeds is doorgevoerd, over de volgende drie afdeelingen veldartillerie en een afdeeling z.g. „artillerie légere". Een afdeeling veldartillerie bestaat uit 4 batterijen, n.l. 3 batterijen van kanonnen van 84 mm en een batterij houwitsers van 114 mm; elke batterij heeft 6 stukken. Aan deze artillerie valt de „appui direct" en de „action d ensemble ten deel. De afdeeling lichte artillerie bestaat uit 3 batterijen van 4 st.; het materieel wordt gevormd door een lichten houwitser van 94 mm. De taak van deze artillerie ligt in het verleenen aan de infanterie van de z.g. „close sup port d.w.z. het is begeleidende artillerie, welke bijna immer onder de be velen staat van de infanterie en deze zoo dicht mogelijk bij alle verplaat singen volgt. Door het scheppen van deze organisatie heeft de Engelsche legerleiding, zij het bij wijze van voorloopigen maatregel, ten gunste van de artillerie

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 92