dat Atjeh gepacificeerd mocht heeten, al zou de uiterste waak zaamheid nog lang, zeer lang geboden blijven. Het valt buiten ons bestek over de gebeurtenissen in deze merk waardige periode van den Atjeh-oorlog uit te weiden. Het zij vol doende op te merken, dat Gouverneur Swart evenals in Borneo en Celebes door een oordeelkundige verdeeling en gebruik zijner macht er in slaagde er het meeste profijt van te trekken, zooals hij er ook in slaagde gaandeweg het vertrouwen te winnen van hoofden en bevolking. Want groot was de invloed die van hem uitging en treffend zijn de blijken van genegenheid, welke hij mocht ontvangen, zelfs van zulken, die eens fel tegenover hem hadden gestaan, doch tot het inzicht waren gekomen, dat hij het Atjehsche volk een vader wilde zijn. Had Swart, die inmiddels den hoogsten militairen rang had bereikt, het voornemen in 1915 den dienst te verlaten, het uitbre ken van den wereldoorlog deed hem hier van afzien, toen hem ver zocht werd voorloopig aan te blijven. Zoo werd het 1918 aleer hij het bewind over Atjeh aan een civiel Gouverneur overdroeg. Nog was de tijd om een welverdiende rust te genieten niet gekomen. H. M. de Koningin stelde er prijs op hem ten blijke van Haar hooge waardeering te benoemen tot Vice-President van den Raad van Nederlandsch-Indië, een, althans voor een militair, wel zeer bijzondere onderscheiding. Ruim drie jaren stond hij den Gouverneur-Generaal in deze functie ter zijde, werd in 1921 benoemd tot Groot-Officier van de Oranje-Nassau Orde en vertrok in het volgende voorjaar met pensioen naar Nederland. Na 35 jaren Indischen dienst, slechts eenmaal door een verlof naar Europa onderbroken 's-Gravenhage. <3. K. „Das Arbeitsfeld des Soldaten ist der Mensch, der Wissenschaft, Technik, Material beherrscht. Das Heer ist die Vereinigung vieler Menschen zum gleichen ernsten Zweck. Das ergibt für den Sol datenstand ein ganz besonderes Band, eine Zusammengehörigkeit, die wir Kameradschaft nennen." von Seeckt. Gedanken eines Soldaten. 981

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 7