De resultaten kunnen door den meetofficier voor het geheel
of door de B.Cn. B en C elk voor hunne batterijen op een werk-
vel schaal 1 10.000 worden geteekend.
De Afd. Cdt. kan de toepassing van de methode bevelen door
bij de mondelinge bevelsuitgifte voor het in stelling brengen van
de afdeeling te zeggen „verband op de middenbatterij".
8. Verbindingen. De telefoon-officier legt tezelfder tijd de
lijnen A.O., B.O. en C.O. Is de afstand tot 0 groot, zooals kan
voorkomen bij waarneming uit voorste lijn, dan via een batterij
centrale, (fig. 2).
9. Stellingnemen. Inschieten. De batterijen rijden intusschen
op. Batterij A kan zonder eenige voorbereiding het inschietvuur
openen. De O.C. zorgt daarbij, dat de kijkeras van zijn boussole
evenwijdig loopt met de lijn 0 3150 van den richtkijker van
het directie-stuk, dat deze tijdens het vuur evenwijdig blijft door
de gecommandeerde zijdelingsche correcties te volgen, en dat de
opstelling van de boussole niet belangrijk zijwaarts van het dir.-
stuk is gelegen.
Nog tijdens het inschieten, b.v. zoodra de schoten in de omgeving
van het doel beginnen te vallen, wordt van post 0 aan de batterijen
B en C afstand en azimuth opgegeven voor de globale richting.
Uit dien opgegeven afstand en uit het bekende hoogteverschil
kunnen de Cn. van de batterijen B en C al voldoende nauwkeurig
het terreinhoekverschil vaststellen met batterij A.
Omgekeerd geven B en C de hoogte voorgelegen dekking in
%o op.
10. Hooge springpunten. Na het inschieten volgt onmiddellijk
een groep van 2 a 4 schoten met hooge S.Pn. uit het directie
stuk A, zichtbaar voor B en C, dienende uitsluitend voor de zij
delingsche richting.
Alle stukken van de batterijen B en C richten daarop en leggen
de zijdelingsche richting vast. Stonden de stukken reeds even
wijdig of wel met geconcentreerde richtlijnen, dan kan worden
volstaan met den richtkijker van het dir.stuk op de S.Pn. te
richten en alle stukken over den opgemeten hoek om te zetten
1096
fig. 2.
lijnen le urgentie