11. Hoogterichting. Nog gedurende de manipulaties omschre
ven sub 10 krijgen de B.Cn. van B en C op: den geschoten terrein-
hoek en richthoek (afstand, c.q. regelaar).
Den terreinhoek kunnen ze al dadelijk corrigeeren voor hun
batterij met het reeds bekende bedrag.
Wat de richthoek betreft, gaat men als volgt te werk:
Op het werkblad wordt A X getrokken, zijnde uit het inschieten
in richting en grootte bekend. Met X als middelpunt wordt A
omgecirkeld op X B en X C en het afstandverschil opgemeten,
daarna ongewijzigd aangebracht. Werken met een coëfficiënt k
heeft hierbij geen zin.
Is er tijd beschikbaar geweest om de Cn. van de batterijen B
en C van een copie van het werkvel met de stellingen er op te
voorzien, dan doen ze de bewerking zelf, anders geschiedt de
meting in 0 en wordt opgegeven, gecommandeerd.
12. Daginvloeden. Deze zijn, voor wat den afstand en de tem-
peering betreft, door schieten verkregen. Die voor de zijdelingsche
richting zijn voor batterij A ook veronzijdigd. Intusschen heeft
de O.C. van batterij A met zijn boussole ook op de hooge S.Pn.
uit zijn eigen dir.stuk gericht. Ten gevolge van een afwijkende
C.D. (kolom 4 van de schootstafel) en van Wdw. ziet hij de S.Pn.
b.v. 5 links. Hij geeft dan op ten behoeve van de batterijen B
en C 5 minder (zie 13)
13 Vuurconcentratie. Cos. (b.v. voor batterij B, aannemende
dat de gegevens in 0 opgemeten moesten worden en de doelbreedte
75 m is). Batterij 14 (9 5) mmder, wijder 6 Afstand 4250,
vooruitgaand IX, G.Z.V.S.W. 3 m.t. 6, Laadt, welke commandos
verder geen toelichting behoeven. Bij G.K. vuur den geschoten
regelaarstand onveranderd over te nemen.
14. Nauwkeurigheid. Welke fouten brengt de methode mee
en hoe groot zijn die fouten
Hiertoe neme men een concreet geval. Nemen we aan, dat C
300 meter zijwaarts ligt van AX en stel AX 4400. Door den
beperkten voorbereidingstijd is wellicht ingeschoten met een zeer
foutieven terreinhoek. Met tijdvuur was zulks wel tijdig genoeg
onderkend, maar nu is er met schokvuur ingeschoten. Neem aan
dat de geschoten terreinhoek 10°/oo te groot is, waarbij uiteraard
de richthoek 10°/oo te klein is gevonden. De baan, en daar gaat het
om, wordt daar niet door beïnvloed. Wat er wel het gevolg van zal
zijn, is dat de groep hooge S. Pn. niet boven het doel komt te hg-
gen. Stel dat ook de buizen nog ongunstig gezind zijn en de S. 1 n.
400 m min komen te liggen, dus in Xi in plaats van in X
(zie fig. 3)
Deze uitzonderlijke fout geeft een zijdelingsche afwijking voor
batterij C gelijk aan hoek X C Xi in het behandelde geval 7,2
°/oo of 33 meter.
1097