als gevolg alweer, dat in het meerendeel der bataljons op 1 No vember de schoolschietoefeningen niet zijn afgeschoten. Maar... in die maand heeft het prijsschieten plaats, en het schietterrein in grootere garnizoenen is nu eenmaal niet voor alle onderdeelen juist op de laatste dagen der maand beschikbaar de scherpschut- tersproef moet aanvangen enintusschen moeten bij de meeste compagnieën nog verscheidene oefeningen geschoten of „inge haald" worden (men denke bijv. aan het oponthoud dat het schieten van de vooroefeningen der k.m.schutters kan opleveren). Er ontstaat dus een jachten en haasten naar „afschieten" gevolg nadeel voor de opleiding en nadeel voor den man. Komen de bataljonscommandant en de compagniescommandant in een overvuld oefensysteem nu bovendien te staan tegenover een onvoldoende encadreering der onderdeelen, zoowel wat betreft officieren als kader, tegenover het feit dat zware wachtdiensten, corveeën, commissies, employementen e.d. hem voortdurend offi cieren en kader aan de practische oefeningen onttrekken, dan wordt het bereiken van goede en durende uitkomsten welhaast hopeloos. Deze klachten zijn geenszins nieuw wel is het opvallend en teleurstellend, dat zij van zoo blijvenden aard zijn. In verband met het bovenstaande verdient dan ook alle aandacht het rondschrijven van den Legercommandant, dat verschenen is vóór den aanvang der troepenoefeningen in grooter verband. Dat schrijven is in den troep en door de overbelaste troepen officieren met algemeene, groote instemming ontvangen. Waar thans de oefeningen in grooter verband weer geëindigd zijn, kan het nuttig zijn de vraag te stellen of de in het rond schrijven tot uiting gekomen opvatting niet alleen de bedoelde verlichting heeft gebracht, maar ook of zij reeds is doorgedrongen tot en in allen, die de opvattingen en wenschen van het Leger bestuur tot den troep moeten brengen. Wij gelooven niet, dat die vraag in algemeenen zin bevestigend kan worden beantwoord dat dus, met andere woorden, overal en als regel in de tweede oefenperiode de compagnie, d.i. de kern, waarop de organisatie, de oefening en de opleiding van onze infan terie behoort te berusten, slechts eenmaal per week ter beschik king van hoogere commandanten is gekomen. Nog steeds bestaat hier en daar een schadelijke overbelasting van dat deel van het oefenprogramma, dat de hoogere commandan ten naar voren op het oefenterrein brengt, en dan vrijwel als regel om óf te beoordeelen óf beoordeeld te worden in ons leger wordt naar ons aanvoelen nog veel te veel „examen" gedaan instede van „geoefend" Wij, en velen met ons, hadden gehoopt en verwacht dat het rondschrijven van den Legercommandant eens en voor al een einde zou hebben gemaakt aan dezen schadelijken uitwas van een beoordeelingsstelsel, dat dit zeer zeker niet heeft bedoeld, maar dat, juist omdat het in zijn beginselen zoo duidelijk en eenvoudig 1101

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1933 | | pagina 39