op manoeuvres, wijl onder die omstandigheden het verkrijgen van
gras in voldoende hoeveelheden niet gewaarborgd was en regel
matige aanvoer van dit volumineus en spoedig bedervend voedsel
van elders practisch niet mogelijk was.
In 1878 werd voor het eerst bij het Nederlandsch-Indische
leger een proef genomen met door de firma Bahre en Kinder te
Batavia geïmporteerd Europeesch hooihet daarover uitgebracht
rapport luidde ongunstig en wel in hoofdzaak wegens den hoogen
prijs. Ook de door het leger zelf in aansluiting daaraan ter
hand genomen hooibereiding stuitte af op de daaraan verbonden
financieele consequenties, hoewel het oordeel over de met dat
hooi genomen voedingproeven over het geheel gunstig was.
In latere jaren heeft nog de firma Jenne te Batavia hooi be
reid, dat o.m. tijdens de Timorexpeditie gebruikt, doch door de
paarden niet gegeten werddit hooi was te grof, bevatte in
hoofdzaak inferieure grassoorten en gaf ongunstige analyse-uit
komsten ten aanzien van de samenstelling der voedende bestand-
deelen.
Van af 1913 is te Padalarang bij het Remonte-depot in hoofdzaak
gedurende de Oostmoessons hooi bereid en in beproeving genomen
en daarbij kwam men tot de conclusie, dat de onbevredigende
uitkomsten voornamelijk aan het ongunstig verloop van het
fermentatieproces, als gevolg van bepaalde klimatologische invloe
den in Indië, geweten moesten worden.
Teneinde het vraagstuk der hooibereiding in Nederlandsch-
Indië opzettelijk met het oog op de behoefte van het leger in
studie te nemen, werd begin 1917 door den Legercommandant een
commissie ingesteld, aan welke deze taak werd toevertrouwd en
die zich daarbij diende te bepalen tot het onderzoek in hoeverre
het technisch mogelijk was h.t.l. goed hooi (d.w.z. hooi van on
geveer gelijke hoedanigheid en voedingswaarde als het Europeesch
en het Australisch hooi) te bereiden en op welke wijze die be
reiding diende te geschieden, terwijl zij zich tevens diende uit
te spreken omtrent de voorzorgsmaatregelen tegen bederf, welke
bij de opschuring van het hooi waren te treffen en omtrent den
termijn, waarna het opgelegde hooi door middel van verstrekking
aan de paarden behoorde te worden opgeruimd.
Bedoelde commissie kwam medio 1919 na het beëindigen van
een aan de hand der bestaande literatuur ingesteld werkprogramma
met haar verslag gereed, welk verslag op verzoek van den Direc
teur van Landbouw-, Nijverheid en Handel gepubliceerd werd in
de Nederlandsch-Indische Bladen voor Diergeneeskunde, Deel
XXXII, Aflevering 2 en 3.
In bedoeld uitvoerig verslag kwam de commissie op grond van
de door haar ingestelde en beschreven proeven o.m. tot de
conclusie, dat het zeer wel mogelijk was in Nederlandsch-Indië
goed hooi van voldoende duurzaamheid te winnen, waardoor het
dus tevens mogelijk werd de oplossing van het vraagstuk der voe-
1120