1932
1931
1930
1929
1928
voor de cavalerie
229.8
217.8
186.-
184.4
197.7
artillerie
194.2
200.4
169.8
162.3
147.7
infanterie.
87.4
59.-
56 3
49.8
64.6
het remonte-depot.
155.3
124.5
89.9
127 -
112.1
de officierspaarden.
164.3
148 3
135.6
129.4
137.1
voor de legersterkte
190.6
180.6
153.4
153.7
152.7
Men ziet hieruit, dat de infanterie het laagste en de cavalerie
het hoogste ziektepercentage vertoont, welk verschil verklaard
kan worden door den verschillenden aard der dienstverrichtingen
en doordat in het algemeen de uitheemsche (Australische) paarden
minder resistent tegen ziekte-invloeden zijn dan de inheemsche
paardenhet remonte-depot, waarbij de Australische paarden
vrijwel geen werk verrichten, vertoont een hooger ziektepercentage
dan de infanterie, waarbij de inheemsche paarden uitsluitend
stappend werk verrichten.
Bepaalde oorzaken voor de aanzienlijke stijging van het ziekte
percentage in 1931 en 1932 in vergelijking met vroegere jaren,
kunnen niet met zekerheid worden genoemd.
Als oorzaken voor een stijging van het ziektepercentage zouden
eventueel in aanmerking kunnen komen
a. het zich voordoen van bepaalde ziekteoorzaken, speciaal het
heerschen van besmettelijke ziekten
b. achteruitgang in kwaliteit van het paar denmateriaal
c. onvoldoende training der paarden in verband met de van hen
geëischte diensten
d. verandering van den maatstaf, respectievelijk aangelegd bij
het in behandeling geven en aan den dienst onttrekken van
zieke paarden.
Voor wat betreft de aanmerkelijke stijging van het ziekte
percentage in 1931 en 1932 zij ten aanzien van bovengenoemde
mogelijk geldende factoren het volgende medegedeeld
ad a. Bepaalde ziekteoorzaken deden zich niet voor.
ad b. In verslagen van aankoopcommissies van remontepaarden
in Australië en jaarverslagen van den militair diergeneeskundigen
dienst is melding gemaakt van een waargenomen achteruitgang in
kwaliteit van de in Australië gefokte en te koop aangeboden
remontepaarden. Meer nog bekend is, hoezeer het gehalte van de
in Neder landsch-Indië inheemsche paar dj es voornamelijk tenge
volge van het verkoopen voor gebruiksdoeleinden van het beste
materiaal en het benutten voor fokdoeleinden van het aangehouden
minderwaardig materiaal in den loop der jaren is achteruit gegaan.
Van de zoowel in 1928 als in 1929 in Australië aangekochte
remonten, was het gemiddeld gehalte beneden het peil van vroegere
1124