In het Fransche leger heeft men gedurende de laatste jaren de actieve
immunisatie tegen tetanus op groote schaal toegepast (in 1927 begonnen,
sinds eind 1929 bij ruim 30.000 paarden). Al deze paarden werden eerst
gevaccineerd door 2 injecties met een tusschenruimte van 1 maand. In 1930
deden zich onder de gevaccineerde paarden ongeveer een jaar na de vaccinatie
3 gevallen van tetanus voor, welke genazen onder de niet-gevaccineerde
paarden kwamen 3 gevallen voor, waaronder 1 sterfgeval. In 1931 werden
onder de gevaccineerde paarden 4 gevallen van tetanus waargenomen tus-
schen IV2 en 2 jaar na de vaccinatie, alle 4 met doodelijken afloop. De im
muniteit, opgewekt met 2 anatoxineinjecties schijnt ongeveer een jaar in
voldoende mate aanwezig te zijn en daarna geleidelijk te verminderen, men
moet haar dus versterken. Eind 1931 werd daarom besloten om alle reeds
gevaccineerde paarden een 3de injectie te geven en in den vervolge de vac
cinatie in 3 tempo's te doen geschieden. Vermeend wordt, dat de tijdelijke
immuniteit, verkregen ongeveer 2 maanden na de 2de injectie, van veël
langeren duur wordt door ongeveer een jaar later nogmaals een injectie van
10 cc. tetanus-anatoxine toe te dienen, doch de werkelijke duur daarvan
is nog niet uit practische ervaring kunnen worden vastgesteld.
In de vele recente publicaties van Fransche en Duitsche zijde in de vak
literatuur over dit onderwerp worden algemeen gunstige resultaten van
ingestelde proefnemingen vermeld en wordt de actieve immunisatie tegen
tetanus om practische redenen vooral aanbevolen voor legerpaarden.
Gedurende de jaren v/m 1905 t/m 1930 kwamen onder de paar
den van het Nederlandsch-Indische leger totaal 116 tetanusge-
vallen voor, waarvan 35 herstelden, 66 gestorven en 15 afgemaakt
zijn, d.i. gemiddeld 4 a 5 gevallen per jaar met een verliespercentage
van 70
In 1931 en 1932 werd telkens slechts 1 geval van tetanus
geconstateerd beide patiënten genazen.
De verklaring voor het gering aantal waargenomen gevallen
gedurende de twee laatste jaren kan daarin gezocht worden, dat
de preventieve seruminjectie tijdig en op zeer ruime schaal werd
toegepast.
In 1931 werd 2372 maal en in 1932 2078 maal tetanusserum
als prophylacticum aangewend, hetgeen hier op neerkomt, dat elk
aanwezig paard bijna éénmaal per jaar preventieve seruminjectie
ontving.
Op grond van vorenstaande beschouwingen wordt dan ook o.m.
in verband met den kostprijs van serum en vaccin de vraag onder
het oog gezien, in hoeverre het gewenscht en mogelijk is bij de
bestrijding van tetanus onder de legerpaarden van het Neder
landsch-Indische leger over te gaan tot het door middel van vac
cinatie opwekken van een langdurige actieve immuniteit.
Osteofibrose (osteomalacie, osteoporosis).
Eind 1932 werd het werkpaard R. 62, een in 1914 geboren Australi
sche merrie, uit de legersterkte afgevoerd. Dit paard werd, nadat
tijdens zijne dienstverrichtingen als artillerie-rijtrekpaard (Art. No.
195) in Augustus 1923 osteofibrose met duidelijk waarneembare
klinische verschijnselen (kaakveranderingen; stijve, pijnlijke
gangen verhoogd phosphorzuurgehalte in de urine) geconstateerd
1129