was, van 22 Augustus 1923 tot 28 Maart 1924 tijdens zijn verblijf
in den ziekenstal te Tjimahi en gedurende 6 maanden te Tjisaroea
(weidegang) behandeld met levertraan en extra-kalkverstrekking
eerst in den vorm van phosphorzure kalk en later van koolzure
kalk), deed van April 1924 tot eind November 1926 als troepenpaard
dienst en werd daarna nog 6 jaren als wagenpaard te Padalarang
gebruikt, Zoowel tijdens het leven als bij de sectie bleken de patho-
logisch-anatomische kaakafwij kingen onverminderd te bestaan.
Hierbij zij vermeld, dat bij secties, gedurende de jaren 1926
tot ultimo 1932 verricht op paarden, welke vroeger in vrij hevige
mate aan osteofibrose geleden en na hunne genezing nog jaren
lang de troependiensten hebben kunnen verrichten, voor het mee-
rendeel geene pathognomische veranderingen van het skelet meer
konden worden aangetoond.
Sinds 1913 is door de Nederlandsch-Indische paardenartsen als
diagnostisch hulpmiddel het phosphorzuurgehalte van de urine
bepaald. Weliswaar is de phosphatose werking der nieren afhanke
lijk van een aantal samenwerkende factoren, de ervaring heeft
echter geleerd, dat bij paarden, lijdende aan osteofibrose, het phos
phorzuurgehalte in de urine, zij het ook onder het vertoonen van
groote schommelingen, veelal aanmerkelijk verhoogd is en dat deze
bepalingen daarom, mits veelvuldig (liefst dagelijks) verricht, eene
waardevolle aanwijzing voor het onderkennen en het verloop dezer
ziekte kunnen vormen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de
titrimetrische bepaling als uranylphosphaat, welke methode, nauw
keurig toegepast, voor vergelijkend onderzoek voldoende uitkom
sten geeft en na eenige oefening ook aan niet-analytici kan worden
toevertrouwd.
Door vele wetenschappelijke onderzoekers wordt de osteofibrose
beschouwd te zijn een „spatrachitis" d.w.z. een bij volwassen dieren
optredende ziekte van het beendergestel, welke in wezen gelijk
soortig is met de bij jonge, groeiende individuen voorkomende
rachitis.
In een artikel „Die Rachitis in ihren biochemischen Beding un-
gen" Wiener T. M. 1932, Heft 4, zegt Prof. O. Wellmann: „Meer nog
dan een absoluut kalk- of phosphorzuurgebrek speelt een ondoel
matige mengverhouding eene rol ri.l. tusschen de aardalkaliën (Ca
en Mg) eenerzijds en phosphorzuur anderzijds. Wanneer bij Ca-
gebrek of gelijktijdig P-overschot het voeder met CaCo3 (kool
zure kalk) doelmatig gecompleteerd wordt, dan blijven de dieren
gezond". Deze uitspraak stemt geheel overeen met de ervaringen
opgedaan bij de bestrijding der osteofibrose onder de legerpaarden
van het Neder landsch-Indische leger.
Na de publicatie in 1909 van de onderzoekingen van Dr. Dekker
(Scheikundige studiën betreffende de voeding der paarden in Ne-
derlandsch-Indië en monographisch overzicht der Nederlandsch-
Indische voedingsmiddelen), die zonder twijfel een tekort aan
Ca in de Indische voederstoffen vaststelde, bestond de prophylac-
1130