1147
Schr. geeft vervolgens aan op welke wijze hij zich denkt, dat een „Nebel-
wagen" zal worden ingericht. De wagen bestaat uit een bagagewagen, waarop
een nevelhouder wordt gemonteerd, welke gepantserd kan zijn tegen infan-
teriegeschut en tegen granaat- en bommenscherven. Om den nevel te blazen
zullen aan eiken houder 4 tot 6 ventielen worden aangebracht. Twee of vier
van deze wagens zijn samengevoegd tot een „Nebelzug".
In de eerste plaats zal de verneveling dienen voor het verleenen van
bescherming tegen luchtwaarneming voor industriecentra, electrische centra
les, spoorwegknooppunten, stations, belangrijke spoorwegbruggen enz. Bijna
alle industriecentra hebben een uitgebreid net van spoorlijnen, welke met
weinig moeite en kosten uitgebreid kunnen worden tot een ringbaan, die
dienstig gemaakt kan worden voor het bedrijf.
Bij luchtalarm zal deze ringbaan voor de neveltreinen vrijgemaakt moeten
worden, zoodat deze rondom het geheele industriecomplex kunnen rijden
en dus voor de verneveling van elke windrichting kunnen gebruik maken.
Genoemde neveltreinen kunnen ook in den bewegingsoorlog van groot
belang zijn, vooral bij terugtochten, indien de verneveling tot dekking van
de eigen troepen moet worden toegepast. Bij terugtochten wordt in tegen
stelling met een offensief optreden in het algemeen over een spoorwegnet
beschikt, dat nog geheel intact is. „Es ergibt sich daraus, dasz man Nebelzüge
vor allem zur Verschleierung rückwartiger Bewegungen und ganz besonders,
wenn diese in ein gefahrliches, unangenehmes Stadium eintreten (panikartiger
Rückzug vor uberlegenem Feind, u.s.w.) auszerst nutzbringend anwenden
kann. Beim taktischen Einsatz ist bei den Nebelzügen die auszerordentlich
hohe Geschwindigkeit, verbunden mit der starken Nebelquelle und die
Fahigkeit, jede Windrichtung auszunutzen bzw. durch scharfes Fahren selbst
eine gewisse Windwirkung zu erzielen, weitestgehend und bestmöglich zur
Anwendung zu bringen."
Luchtbescherming.
Militar Wochenblatt, 11 September 1933. Lujtschutz raotorisierter Verbande.
Gemotoriseerde troepenverbanden zullen volgens Schr. een loonend doel
voor vliegtuigen vormen. De aanvalswijze zal zijn de scheervlucht of de
duikvlucht, waarbij als wapen zullen worden gebezigd de bom en de
mitrailleur.
Uiteraard hebben de pantserwagens slechts de bommen te vreezen. De
niet-gepantserde voertuigen, vooral die van de transport-colonnes, zullen
groote verliezen kunnen lijden door het mitrailleurvuur. De tanks zullen
veelvuldig in de gelegenheid zijn zich aan den luchtaanval te onttrekken,
althans deze zeer te bemoeilijken. Des te meer trefbaar zijn echter de voer
tuigen, welke aan de wegen zijn gebonden.
De enorme snelheid (ongeveer 500 km per uur), welke het vliegtuig in
duikvlucht heeft, bemoeilijkt in hooge mate het treffen door projectielen
van het luchtafweergeschut.
De vlieger kan met succes van zijn door den propeller schietende mitrail
leurs gebruik maken, omdat hij recht op het doel „steekt'.
Voor de eigen jachtvliegers is het moeilijk de gemotoriseerde verbanden
voortdurend te beveiligen, aangezien het snelheidsverschil het voortdurend
begeleiden onmogelijk maakt. In het algemeen zal de beveiliging dus moeten
geschieden met de gewone luchtafweermiddelen van de troepen.
Voor dit doel wordt beschikt over lichte, zware en zeer zware mitrailleurs
(van 13 mm en hooger) en van luchtafweergeschut, waarvan bij de nieuwste
typen het kaliber grooter is dan 7.5 cm, de aanvangssnelheid 750 tot 800 m
per sec. en de dracht 13 tot 14 km bedraagt met een vuursnelheid van 20
schoten per minuut.
Schr. betoogt verder dat het luchtafweergeschut bezwaarlijk de gemotori
seerde verbanden kan beschermen, omdat de hoeksnelheden van de vliegtuigen
te groot zullen zijn. Voor de mitrailleurs moet als eisch gesteld worden, dat