Verfijning van de laboratoriumtechniek (met alcoholsuspensies, waarop in dit verband niet nader zal worden ingegaan) kan intusschen meerder uitsluitsel geven. Alles bijeen genomen kunnen we uit onze curve besluiten, dat, mede dank zij de vaccinaties, het typhuscijfer in het leger belang rijk is teruggedrongen, waaruit men intusschen geenszins de con clusie mag trekken, dat we het met de overige hygiënische maat regelen nu niet zoo nauw hoeven te nemen. Men mag nooit uit het oog verliezen, dat de vaccinatie slechts een verminderde vat baarheid verleent. De statistische gegevens leeren ons, hoe het met een combinatie van al deze maatregelen mogelijk is, om onder een groep van menschen, levend in een tropisch land, onder welks bevolking de typhus endemisch heerscht, de morbiditeit van deze ziekte tot een Europeesch peil terug te brengen (0,8 %o in 1930, 0,4 oo in 1931). Om tenslotte nog enkele cijfers te noemen In 1930 en '31 tezamen stierven in Ned.-Indië aan croupeuze pneumonie 42 militairen longtuberculose 56 zelfmoord 19 andere gewelddadigen dood 48 febris typhoidea 5 In totaal stierven in die jaren 329 militairende typhussterfte was dus slechts 1,5 van de totale. In de periode 1906'16 daaren tegen was typhus een der voornaamste doodsoorzaken in het leger, de ziekte veroorzaakte toen 10-25 van de totale sterfte. Ten opzichte van de totale sterfte, die sedert 1910 tot minder dan de helft is afgenomen, is dus de typhussterfte wel onevenredig sterk teruggeloopen. Zulke cijfers spreken een duidelijke taal. Al moet men bij de beoordeeling ervan de grootste voorzichtig heid betrachten en al is het niet uitgesloten, dat door onbereken bare factoren deze cijfers volgende jaren een minder gunstig beeld zouden kunnen vertoonen, ze vormen toch een spoorslag, om op den ingeslagen weg voort te gaan. Ze mogen tevens een bemoediging zijn voor onze officieren van gezondheid, die hun energie geven aan het tijdroovende werk der vele kampements- en geneeskundige inspecties, voordrachten, cursussen en vaccina ties en aan troepenofficieren en kader, wier taak door dien „las- tigen Geneeskundigen Dienst" niet onbelangrijk wordt verzwaard. In deze cijfers komt tot uitdrukking de rijke oogst, die deze vaak schijnbaar ondankbare taak oplevert voor den gezondheids toestand en daarmede tevens voor de paraatheid van ons leger. 219

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1934 | | pagina 110