225
ziet met het houden van cursussen met reserve-officieren, dan wel wordt
aangewezen tot leeraar aan een der Scholen tot dien rang.
Ik zou haast willen zeggen, de jonge officier mag zich niet meer vergissen,
zooals wij dat in onzen tijd mochten, omdat die tijd, in vergelijking met
thans, zoo goedmoedig en eenvoudig was. Die tijd, die zalige tijd, mag ik wel
zeggen, toen er in de officiers- en onderofficierswereld geen „bonden" waren,
toen socialisme noch fascisme zorgen baarden, toen men naast elkaar zijn
plicht deed, zonder zich om elkanders particuliere meening druk te maken,
toen men geen uitgesproken anti-militairisme en defaitisme om zich heen
voelde, toen men nog geen behoefte had aan een handleiding om op dit
gebied te debatteeren, de tijd, waarin Plicht met een hoofdletter en recht
met een kleine letter werd geschreven.
Bedenkt en beseft het, cadetten, goed, dat ge voor een zeer belangrijke
taak wordt opgeleid en dat, onder omstandigheden, het behoud van de orde
en rust in ons vaderland en het behoud tenslotte van de overzeesche gewes
ten, van Uw kunde, Uw gedisciplineerdheid, Uw karaktervastheid en Uw
persoonlijke dapperheid kan afhangen. Richt U daar naar in al Uw hande
lingen en bedenkt bij Uw studie, dat geen oppervlakkige examenkennis Uw
doel moet zijn, maar dat ge later de kennis van Uwe reglementen en voor
schriften en niet het minst die betreffende het handhaven van de tucht,
■paraat bij de hand moet hebben en dat U, onder omstandigheden geen tijd
wordt gelaten eerst thuis een voorschrift te gaan raadplegen. En blijft daarbij
bedenken, dat Uw tuchtgevoel en Uw kennis U nog niet helpen, wanneer
ge door gezondheid van geest en lichaam niet beschikt over het gevoel van
overwicht, dat voor een commandant onontbeerlijk is.
Maar al is dan in de laatste jaren de opvoeding op tuchtgebied, m.a.w.
de zuiver militaire opvoeding, meer en meer op den voorgrond getreden,
evenzeer is dit het geval met de opleiding op sociaal gebied.
In veel sterker mate dan eertijds het geval was, behoort de beroepsofficier
van heden ten dage zich rekenschap te geven van de stroomingen in de groote
maatschappij, behoort hij den levensstandaard, de arbeidsvoorwaarden en
den gedachtengang van hen, die uit een ander milieu dan het zijne komen,
te kennen, om hen daardoor beter te leeren begrijpen en te leeren inzien,
dat er nog altijd menschen leven in omstandigheden, waarvan hij het bestaan
nauwelijks vermoedde, menschen van wie hij ter wereld niet verwachten
mag, dat zij dezelfde levensbeschouwing zullen hebben als hij, dat zij dezelfde
idealen zullen koesteren, zich warm zullen maken over hetgeen, waarvoor
hij enthousiast is. Hij moet leeren beseffen, dat andersdenkenden, zelfs ver
klaarde politieke tegenstanders, menschelijke motieven voor hunne daden
hebben, hij moet leeren inzien, dat het verklaarbaar is, dat in breede lagen
van de bevolking over bepaalde vraagstukken anders wordt geoordeeld dan
door hem persoonlijk, m.a.w. hij moet een ruimen blik leeren krijgen op de
nooden en behoeften van de maatschappij. Staande te midden van het mo
derne leger, waarin de bloem der natie vertegenwoordigd is door den reserve
officier en waarin alle dienstplichtigen schoolonderwijs genoten hebben, zou
het van hem volkomen onjuist zijn, indien zijn kennis op sociologisch gebied,
bij zijn intrede in het officierskorps, zou zijn blijven stilstaan bij zijn H. B. S.-
kennis, terwijl deze toch, om in het dagelijksch leven eenig behoorlijk inzicht
te krijgen, op verre na niet voldoende is. De Academie behoort derhalve
te streven naar uitbreiding van de algemeene ontwikkeling. Zij behoort er
toe mede te werken om van den jongeling een man te maken, die een warme
belangstelling heeft voor zijne medemenschen en die wat van de maatschappij
gezien heeft, ook van den zelfkant daarvan.
Deze opvatting wordt niet in alle kringen gedeeld integendeel, zoowel
bij de ouderen als onder de jongeren worden verschillenden aangetroffen,
die tegenover het doceeren van sociologie en paedadogie aan een militaire
academie zeer sceptisch staan, die van oordeel zijn, dat deze vakken voor
het uitoefenen van gezag in de weermacht maar een zeer betrekkelijk nut
hebben en dat de daaraan bestede tijd beter kan gebruikt worden. Maar